Indisch Wetenschappelijk Instituut
 
M.A. van der Veen (1936-2003)


{1936:Doornspeijk, Nederland} 

1939
"Vanaf welk jaar gaan mijn herinneringen terug. Was het vanaf mijn derde jaar eendjes voeren in Boskoop?" Zo beginnen de memoires die Miep vlak voor haar overlijden in 2003 aan het papier toevertrouwde en die haar man later aan het IWI zou schenken. Miep wordt geboren in Doornspeijk op 10 maart 1936. Ze is drie als ze in 1939 met haar ouders naar Indië gaat, "mijn moederland", zoals pappie altijd zei. Zo klein als ze is bij vertrek, het vooroorlogse Holland staat Miep in het geheugen gegrift. Het land van die lieve familie de Groot van moederskant: opa, oom Henk, de tantes, het eendjes voeren, de stoeipartijen, al die liefde en aandacht. Maar op een dag gaat pappie weg met een grote boot; nog voor baby Hardy geboren wordt. Dan logeren mammie Antje en Miep al bij opa en oma van der Veen in Haarlem, tot ze zelf op de boot zullen stappen. Naar Indië.

{1939:Molenvliet, Jakarta}1939
Indië was het land van vaderskant. Pappie Frans was daar geboren, en oom Frits en tante Net ook. En oma van der Veen, pappies moeder ook. Pappie was naar Holland gekomen voor zijn studie aan de tuinbouwschool en na zijn afstuderen huurde hij een kleine kwekerij voor siergewassen in de buurt van Winterswijk. Mammie Antje had hem ontmoet op de zangvereniging, er was weinig ander vertier in Boskoop waar zij woonde. De 'zwartekousenkerk' waartoe het gezin de Groot behoorde, stond ook niet veel ander vertier toe. Frans is een mooie jongen met een Harley Davidson. Hij belooft Antjes ouders plechtig dat hij hun dochter "nooit mee zou nemen naar dat verre vreemde land" waar hij geboren was. Maar de crisis dwingt het jonge stel om toch hun heil in Indië te zoeken. Met baby Hardy en kleine Miep stapt mammie Antje, zeer tegen haar zin, in juli op de 'Christiaan Huygens'. Gelukkig dat haar broer Henk ook mee gaat; zijn verloving is net uit, en om zijn verdriet te vergeten heeft hij zich bij het KNIL gemeld. In augustus 1939 komt de Huygens aan in Batavia en het gezin van der Veen neemt voorlopig haar intrek in een Indisch pension op Molenvliet. Voor Miep wordt het leven wel wat raadselachtig. In Holland moest zij  van mammie Antje altijd  haar bord leegeten, nu zegt haar moeder gewoon tegen haar: "Spuug maar uit hoor kind, het is allemaal vergif", als het eten ook maar "een beetje pedis" is. Mammie bengt baby Hardy naar het ziekenhuis omdat hij kinkhoest heeft, en toch zegt ze dat alle mensen zeiden: "uit dat ziekenhuis zou de baby niet levend terugkomen". Gelukkig komt Hardy wel terug, levend en gezond. En als pappie thuis is, is het leven goed. Hij weet hoe je moet leven in Indië. Hij neemt lekkers mee "heerlijk fruit, en kwee lapis, en lemper, gesuikerde asem en gesuikerde foelie empis". In de weekeinds neemt hij z'n gezin mee uit, ze maken "tochten, of we gingen naar het Tjikinizwembad, of naar het strand". Zodra hij thuis komt, "zette hij een plaatje op en neuriede mee; het huis was dan vol gezelligheid en muziek". Maar als vertegenwoordiger is hij veel van huis. Hij werkt bij de firma Beck die het condoom in Indië wilde introduceren. "Het lag bij de meeste mensen zeer gevoelig, het was taboe om over die dingen te praten, laat staan het aan de man te moeten brengen". Maar hij had een gezin te onderhouden, dus liep hij voor Beck de apothekers en drogisten af. "Daartoe blies hij een condoom op en kwam zo de zaken binnen. Het was een grote hilariteit: tjé die man heeft lef!" Later gaat hij bij de Borsumij werken en verhuizen ze naar een eigen huisje. 

{1941:Tjimahi, Bandung}   

1942
Maar op een dag komt pappie niet thuis. Hij zit in Tjimahi, zegt mammie. Het heeft te maken met de oorlog, die "besloop ons en kwam steeds dichter en dichter bij". Pappie is daarom 'in dienst', terwijl hij altijd antimilitaristisch was. Hij en oom Frits zitten "bij de zoeklichten in de moerassen bij Tandjong Priok; als ze thuiskwamen brachten ze heerlijke grote garnalen mee die ze gevist hadden". Tante Net komt bij hun wonen en mammie gaat op een E.H.B.O.-cursus. Ze zet de bedden op kisten, zodat de kinderen eronder kunnen schuilen tijdens bombardementen. E al dan gaat het hele gezin samenwonen met tante Puck en haar kinderen. Zonder de vaders, want die zijn "krijgsgevangen", zeggen de moeders en mogen al gauw niet meer met verlof. Vanuit Tjimahi weet pappie zijn dochter met haar verjaardag nog een mooie pop te sturen. En dan besluiten mammie en tante Puck dat ze met z'n allen naar Tjimahi zullen reizen om pappie te zien. Met een heleboel ander vrouwen en kinderen proberen ze pakjes naar de mannen te gooien. Daardoor, schijrft Miep later, "raakten de Jappen geïrriteerd; er werd geschreeuwd en geschopt. Ik was doodsbang, maar de vrouwen gingen door. Slot van het liedje was dat we met alle vrouwen en kinderen mee moesten, naar een kazerne. In het midden was een  kooi gemaakt van prikkeldraad, daar werden we allemaal ingeduwd. af en toe kwam er een Jap, spreidde z'n armen wijd uit en schreeuwde: "semoeah mustie matie". Het werd warmer en warmer" Miep peinst over een manier om de Jap gunstig te stemmen: "als we nu eens een mooi liedje gingen zingen". Mammie weigert in deze omstandheden te zingen, maar Miep is niet te stuiten. " Ik zong in m'n eentje, dat viel in de hitte ook niet mee". Laat in de middag worden ze ongedeerd vrijgelaten. Terwijl zij naar de uitgang liepen, schrijft Miep "werden vijf Mongolen binnen gelaten, handen op de rug gebonden, blote ruggen vol met striemen. Ze werden daar ter plekke geëxcuteerd. Wij maakten dat we weg kwamen. De volgende morgen zijn we zonder onze pappies gezien te hebben terug gereisd naar Batavia". 

{1942:Jakarta}   

1943
Eventjes gaat Miep nog naar de kleuterschool en leeft ze gewoon het leven van een kind. Ze leert fietsen, ze leert liedjes "ik ken ze nóg", ze hoort muziek, "die uit de huizen klonk, Fritz Kreisler, wat was dat mooi". Maar de oorlog besluipt haar, sluit haar in. Ze verhuizen naar Kramat, een 'beschermde wijk' waar vrouwen en kinderen worden geïnterneerd. Ze hoort dat oom Henk dood is, haar hondje Jim krijgt 7 jongen, ze verhuizen naar Tjideng, ook een 'beschermde wijk'. Ze weet dat mammie en tante Puck zorgen hebben, ze trekt het zich aan. Maar ze speelt ook met andere kinderen. "Met kinderen gingen we vliegers maken, want buiten het kamp waren ze ook aan het vliegeren. Van de grote jongens leerde ik van alles. Er werd een tjobeh met oelekan gehaald, wat glasscherven en wat harsachtige lijm. Dit mengsel werd fijn gewreven, dan werd het vliegertouw door deze substantie gehaald: glastouw Het duurde niet lang of het touwtje was droog en scherp. Er werden hele vliegergevechten gehouden; aan beide kanten van de gedek werden serieuse verliezen geleden. Als er weer een mooie vlieger van buiten het kamp buitgemaakt werd, ging er aan onze kant een gejuich op. Het was een heel spannend spel". Op een dag raakt ze haar hondje Jim kwijt. "Er kwamen grote auto's met Japanse echtparen het kamp binnen. De mensen stapten uit en bekeken alle honden. Iemand pakte de riem van Jimmy. ik schreeuwde nog: nee, nee hij is van mij. De volgende dag moesten de overgebleven honden weer aantreden; het waren er nog heel wat. Die honden werden aan hun riemen over de hoge hekken geslingerd, en maakten een hele grote val, onder het gegil van de hondeneigenaars en daar bovenuit het afschuwelijke geblaf en gekerm". Nu is Miep blij: haar "Jimmy is in elk geval door een liefhebbend baasje meegenomen". 

{1945:Jakarta}  

1944
Weer verhuizen, met 12 mensen in een garage aan de Tjitarumweg in Tjideng. Tante Puck werkt in de gaarkeuken, en mammie past op hun vier kinderen. Tante Puck schrijft voor mammie alle recepten op die ze kent "Het leek wel of ze de heerlijke geuren roken van alle heerlijkheden die ze aan 't koken waren. Het leek wel alsof ze er zelfs verzadigd van werden". Het wordt een rage om recepten uit te wisselen. "Er werden hele kookboeken geschreven. Heerlijk, het gaf je het gevoel dat het je honger verdreef". In de werkelijkheid wordt het eten "slechter en slechter. We kregen helemaal geen rijst meer. Daarvoor in de plaats kwam een gele doorzichtige pap, wij kinderen noemden dat "snot van opa". Toen kwam een witte doorzichtige pap. "Om er wat variatie in te brengen, ging ik naar Indische mensen om te vragen wat voor kruiden of groente, wat er zoal in het wild groeide, ik in de pap kon doen. In de tuinen en langs de weg vond ik bajum, djeruk peroet en sereh. Dat heb ik aan mammie gegeven en gezegd dat ze deze kruiden op aanraden van die Indische mensen gerust kon gebruiken". Mammie deed het 'huishouden'. voedt de moeilijke kinderen van Puck op, en bemoeit zich verder nergens mee. Miep is nu 8 jaar. Zij zorgt voor het water: ze moet elke dag de teil zien te vullen die naast hun garage staat. Elke dag staat ze uren in de rij bij het enige kraantje van het kamp met "een heel dun straaltje wat eindigde in druppels en tenslotte voor een tijd helemaal stopte". Ze werkt in de keuken als de kar met ingewanden komt. "Wat er allemaal lag: darmen, lebmagen, boekmagen, hele grote penzen, alles wat in een koe z'n buik zat wist ik te benoemen. Alles moest grondig schoongeschraapt worden", voor het door de kookploeg gekookt kon worden. Ze leert van alles, ze hoort  alle roddels en praatjes "hoeveel mensen er weer gestorven waren en wie zich uit wanhoop opgehangen had" en ze kent "als geen ander" de weg in het kamp. Als Hardy weer eens ziek is, hijst ze hem op haar rug en loopt met hem naar de dokter aan de andere kant van het kamp. Als de vrouwen eens moeten 'koempoelen' van Sonei de kampcommandant, en de kinderen opeens ook opgeroepen worden, midden in de nacht, in het pikkedonker, is het Miep die de kleintjes langs "de brede, gevaarlijke, stinkende beersloten" naar de appèlplaats weet te loodsen, een kind op haar rug en de anderen aan de hand "ze deden precies wat ik zei". Tegen het eind van de kamptijd werkt ze mee in de groententuin die ze moeten aanleggen onder bewaking van de 'heiho'.De kinderen hakken grote brokken steen klein. Na heel veel hakken, stampen en harken was het klaar. "Ik zal nooit vergeten hoe mooi het er uit zag; van blijdschap gingen we zingen: hei ho hei ho, het werk is weer gedaan, nu kunnen wij, nu mogen wij naar huis toe gaan hei ho". Maar het duurt nog tot december 1945 voor ze met z'n allen op de boot kunnen stappen. 

 

{1945:Attika, Port Said}
{1945:Attika, Port Said}
{1945:Attika, Port Said} 

1945
Eerst zijn het nog geruchten. Ze zien een vliegtuigje met een spandoek. Moeder Antje maakt kleren uit de banen van de Nederlandse vlag. Er is opeens een drum vol ketjap waar elk kind een lepel vol van krijgt. Dan horen ze het officieel, ergens eind augustus, dat Japan gecapituleerd heeft. Mammie en tante Puck willen geen dag langer in Tjideng blijven; ze gaan naar huis. Het huis van Miep is leeg, er is alleen een stoeltje dat mammie bij haar trouwen kreeg en een apparaat dat Hardy vindt "waar je koperen platen op moest zetten; het maakte veel lawaai en er kwam Japanse muziek uit".  Met andere vrouwen besluiten de moeders bij elkaar te gaan wonen in een van de centrale huizen in Westerpark. Daar ze worden "bevrijd door de Gurka's". Eindelijk is er weer genoeg te eten, er is zelfs wat geld want "pappie's salaris bij de Borsumij was nog een tijd doorbetaald". Er is nog wel honger, maar nu bij anderen. "Drie lange jaren van honger maakten mij heel inventief en zelfstandig maar als het om eten gaat was ik ook een dief. Ik stal het als ik de kans kreeg en dan dacht ik niet direct aan wie ik eigenlijk bestal". Maar als Miep in Westerpark anderen honger ziet hebben, "bedelaars, uitgemergelde moeders met heel kleine baby's", dan overwint ze zichzelf. Al het overgebleven eten verzamelt ze en "op een hol gaf ik het aan hen. Ik zal nooit die blik in hun ogen vergeten". Op een dag mag ze eindelijk  haar feestkleren aan. Op het grote Koningsplein werd de Nederlandse vlag gehesen en het Wilhelmus gezongen. "Er werden toespraken gehouden, het was allemaal heel plechtig". Maar voor Miep is het geen vrede "eerst moest pappie er bij zijn, dan was het echt". Met de Nieuw Amsterdam varen ze naar Europa, langs Attika, "een hele grote loods met tweedehands kleren" midden in de woestijn bij Port Said. "We gingen er met een goederentreintje heen. Onze naam, van der Veen, kwam helemaal achteraan". Als zij aan de beurt zijn is het goede spul al uitgezocht. Er lag alleen allerlei ongeregelds: "linkerschoenen, broeken met een lange en een korte pijp, jasjes met rare zomen en mouwen". Ter compensatie krijgt mammie een paar paardedekens, knopen en garen en voeringstof, zelfs met een trapnaaimachine, en kaky wol om dikke wollen borstrokken voor ons te breien". 

{2003:Egmond aan Zee}  

1946
Op de boot wordt Hardy ziek. "Om hem heen was het weer een hachelijke situatie, want een heleboel nog zwakke kinderen stierven, het precieze getal weet ik niet meer, het was in de dertig. Nu te sterven aan een kinderziekte, dat was toch niet eerlijk? In het kamp stierven de mensen aan dysentrie en ondervoeding, bery bery en hongeroedeem. Na het kamp stierven de mensen aan de gevolgen van de aanslagen van de vrijheidsstrijders, altijd was er die dreiging. En nu dit". Miep is 10 en ze worstelt met de vraag naar rechtvaardigheid. "Toen realiseerde ik mij dat er altijd wel ergens een dreiging op de loer ligt, niet alleen in oorlogstijd, maar ook in vredestijd". Als het Kerstmis is mag Miep Maria spelen, en haar pop, de pop van pappie, mag het kindeke Jezus zijn. In die dagen varen ze langs de 'Queen Elizabeth', het grootste schip van de wereld, "prachtig gepavoiseerd, en ze groetten ons met grote eer", de tranen liepen over onze wangen. In Southampton stappen ze over op een kleiner schip, om de haven van Rotterdam binnen te kunnen lopen. Daar krijgen ze post uit Holland: pappie leeft, hij ligt in een ziekenhuis in Bangkok en moet daar nog een tijdje blijven. Maar Miep loopt na drie maanden varen en 6 jaar Indië weer de haven van Rotterdam binnen. "Er kwam 'rook' uit onze mond en uit onze neus, dat was heel interessant, wij kinderen liepen echt te 'roken'. Mammie vertelt dat het door het andere klimaat komt, "het is hartje winter, dan moet je je dik aankleden. Nooit zonder das en jas naar buiten gaan". Maar zo lang zal ze niet blijven. Binnenkort zal ze weer teruggaan naar Indië en daarna nog eens terugkomen in Holland. Daar ze zal trouwen, haar ouders zullen er overlijden, en daar zal ze zelf eens -op 8 mei 2003- bijgezet zal worden in hun familiegraf. 

"Bovenstaande heb ik op willen schrijven, omdat ik wil dat deze herinneringen en dan vooral onze overlevingsstrijd in het Tjidengkamp voor het nageslacht niet verloren gaan. Misschien kan iemand anders mijn levensgeschiedenis na 1946 afmaken. Ik ben nu ziek en moe. Ik kan niet meer. Egmond aan den Hoef, februari - april 2003. Maria Auguste van der Veen (Miep). 

 

1936