Indisch Wetenschappelijk Instituut
 
R.O.E. Karthaus (1932-2008)


{1932:Den Haag}

1932
Juist als Bob in Cheribon, Oost-Java  geboren wordt, kiest in Nederland het parlement het Wilhelmus tot volkslied, het strijdlied van Marnix van St Aldegonde uit de zestiende eeuw; Bob zal op school alle 15 coupletten ervan uit zijn hoofd leren. Tot die tijd, nou ja, tussen 1817 en 1932, zong men bij officiële gelegenheden uit volle borst het gedicht van Neerlands bekendste dichter Hendrik Tollens (1780-1856) 'Wien Neerlands bloed door d'ad'ren stroomt/van vreemde smetten vrij', op melodie van Johann Wilhelm Wilms. Nu verdween dat vreemde lied na ruim een eeuw van het toneel en dat kwam mooi uit voor de kleine Bob. Het Neêrlands bloed dat hem door d'aderen vloeit, is immers helemaal niet van vreemde smetten vrij. Integendeel zelfs. Zijn achternaam is Karthaus. Zijn voorouders zijn Frans, Duits, Nederlands, Indonesisch, Indisch en nog veel meer. Zijn moeder Minke is onderwijzeres en komt uit Weijchen, in Nederland. Bobs vader is tandarts, een Indische jongen die in Utrecht gestudeerd heeft.

{1940:Cheribon}                       

1940
Samen met zijn twee jaar oudere broer groeit Bob op in Cheribon. Op z'n Indisch: in een ruim huis, met veel dieren, veel buiten, veel sporten en uitstapjes. Een ernstige jongen. Goed op school, een bêta net als z'n moeder, goed in sport, net als z'n vader. Hij is 10 als hij zijn ouders steeds hoort praten over Holland, oorlog. Hij begrijpt er niet veel van, alleen dat 'oma en opa Nijmegen' misschien wel dood zijn. Het voelt dreigend, maar het verstoort zijn jongetjesleven niet echt. Dan verdwijnt zijn vader opeens. Moeder zegt dat het een vergissing is, dat hij in de gevangenis zit, dat het snel weer goed komt, dat hij snel weer terug zal zijn. Maar sommige Hollandse vriendjes mogen niet meer met hem spelen, zeggen ze, en zelfs die aardige buren die ook klant waren van de tandartspraktijk glimlachen niet meer terug als hij ze groet. Wat is er toch aan de hand? Gelukkig verhuizen ze naar Bandoeng, waar niemand hen kent. Ze gaan wonen op de Merdikalioweg, naast het gemeentehuis. Moeder wordt onderwijzeres, en later, als ze niet meer naar school mogen, privéjuf voor hem en zijn broer. Maar dat is geheim, want onderwijs is opeens verboden. Het komt door de oorlog, en door 'de Jap', maar wat dat is? In Bandoeng komt vader gelukkig weer thuis. Maar hij is alsmaar boos. Wat is er toch met hem?

{1946:Bandung}       


1942
Alle Hollandse mensen in de buurt moeten in een kamp van 'de Jap', maar zij niet. Zij blijven buitenkamper, want opa was Duitser en oma een Inlandse  mulattin. Wat betekent dat nou weer? Ook verder is het niet meer zoals in Cheribon. Er is geen school, veel vriendjes zijn weg, en sportclubs bestaan niet meer. Gelukkig zijn er ook gewoon veldjes waar hij jongens ontmoet met wie het lekker kastiën is, bijvoorbeeld op de velden rond Rumah Saté. Naar school kan hij pas weer 'na de capitulatie'. Het eerste wat Bob doet nu het weer kan, is lid worden van het honkbalteam. Op het sportveld kan hij niet alleen zijn energie kwijt, maar ook zijn ongerustheid. Zijn moeder ziet er zo slecht uit, ze is moe en lusteloos. Maar ze moet wel werken, want vader heeft nog steeds te weinig klanten in zijn praktijk. Buiten het sportveld is Bob is stil en teruggetrokken. Dan komt het bericht uit Holland dat oma is overleden. Moeder wil naar Holland, op verlof, naar opa. Broer Bud blijft bij vader, maar Bob gaat met moeder Minke mee. Vader laat eerst zijn horoscoop trekken, dat moet bij een belangrijke reis, in plaats van de 'waarsegwaarseg', dat is modern. De horoscoop waarschuwt hem voor eenzelvigheid, maar gelukkig wordt hem in de toekomst een goede baan voorspeld. Dat kan wel kloppen, want hij wil naar de MTS, techniek, dat is het mooiste wat er is. In mei 1950 stappen hij en zijn moeder op de boot.

{1952:Bandoeng}                 

1952
Is dat echt zijn vader die daar begraven wordt? De foto's die Bud opstuurt zijn zo onwezenlijk. Net nadat hij passage naar Nederland had geboekt, werd vader ziek en overleed hij in Bandoeng. Moeder Minke zal haar man maar enkele jaren overleven, zij sterft in 1957. Broer Bud is hij allang uit het oog verloren, Bob staat er alleen voor. Hij vindt een alternatieve familie in het Indische gezin van een 'oude sobat' van zijn vader en diens vrouw uit Bandoeng. Ze vangen hem op, voeden hem bij en stimuleren hem zijn studie en sport weer op te pakken. Als hij eindelijk een beurs krijgt, gaat hij elektrotechniek studeren in Delft. Naar Indonesië wil hij nooit meer terug.

{1962:Wassenaar}

{1970:Delft}

1963
Zijn studie brengt hem vrienden en bij het honkballen ontmoet hij ook Sonja, een Indisch meisje, natuurlijk. Zijn grote liefde blijft het sportveld. Hij haalt als honkballer zelfs de krant. Toch ruilt hij uiteindelijk het honkbalveld in voor het tenniscourt. Ook na de scheiding, ook na zijn pensionering en zelfs met beginnende hartklachten blijft deze sport het middelpunt van zijn leven. Zijn vakanties -altijd in Spanje- bestaan tot oud uit "een balletje slaan" bij het tennisveld bij zijn vaste stek aldaar. Befaamd in de vriendengroep zijn de ochtendtournooien die hij op Houtrust organiseert, compleet met champagne en nasi goreng. Het lijkt zijn ouderlijk huis in Cheribon wel.

{1987:Woerden, Nederland}  

1970
Bob trouwt, studeert af en krijgt een baan bij Siemens; elektrotechniek, het mooiste wat er is. Zijn hele werkzame leven zal hij Siemens trouw blijven, in wisselende functies die hem tot zijn plezier ook vaak in het buitenland brengen. Als Hoofd Afdeling Voortgeleiding en Distiributie (EV) maakt hij naam, hij verzint een "wonderschoon apparaat", het Maximumstroom-tijdrelais of MST waarvan alleen insiders begrijpen hoe belangrijk dat is. En hoe mooi! Bij Siemens werken die insiders. Bij de productie van het 2000e exemplaar wordt zelfs een grote 'surprise party' gebouwd voor Bob "die achtereenvolgens als initiatiefnemer, verantwoordelijke, risicodrager en uiteindelijk als verkoper" steeds de voortrekkersrol vervulde. Hij wordt daarvoor met een 'intern bericht van hoogste urgentie' als smoes, naar Woerden gelokt en siert in januari 1987 de voorpagina van Schakels. Personeelsblad van Siemens. Hij moet daar met zijn befaamde scheve glimlachje enorm om grinniken.

{2008:Den Haag}

2008
Zijn vaste tennispartner, ouder, ook een stevige roker, ook een lekkere drinker en ook met een hartkwaal, lijkt hem voor te gaan. Bob verzorgt hem trouw en maakt er op zijn bekende droge manier flauwe grappen over. Toch 'gaat' Bob als eerste. Zijn erfgenamen treffen het huis aan zoals hij het achterliet: beneden keurig opgeruimd, mannelijk ingericht, jaren zeventig Nederlands. Boven een beredeneerde bende van net nog gebruikt, net nog niet weggeruimde rommeltjes van alledag: gereedschap, colbertjes, sportspullen. En her en der door het huis: die tafeltjes, dat brons, het koper. Nooit weggedaan. Nog uit Indië immers.

 

1932