Indisch Wetenschappelijk Instituut
 
F. van den Bosch (1922-2001)


{1922:Utrecht}

1922
Hij werd geboren in Utrecht, in het jaar dat in Indië de Volksraad een medewetgevend orgaan wordt, en hij overleed in Amsterdam. Toch is Frits van den Bosch, en niet  alleen volgens Alfred Birney, een schrijver met een hoog krontjonggehalte. Op z'n 4e ging hij met zijn ouders mee naar Indië, en zo werd hij voor altjid kesasar. Hij groeide op in de krokodillenstad Soerabaja en elders op Java, mee met de overplaatsingen van zijn vader, die vulkanoloog van beroep is. Altijd omringd door bergen en boeken. Bergen boeken.

{1936:Soerabaja} 

1944
Na de capituatie van Nederlands-Indië wordt Frits samen met zijn vader knijp gezet. Ze zitten achtereenvolgens in Kesilir, Baros en Tjikoedahpateu. Boeken zijn er godzijdank niet verboden, zolang ze maar voorzien zijn van het rode tjap van de Japanse censuur. Omdat hij altijd alles wil weten, en dankzij docenten die in de kampen blijven lesgeven en zelfs examineren, kan Frits in modulen avant la lettre zijn eindexamen Gymnasium Alpha halen. Maar zo'n kampdiploma, zo officiëel mogelijk gemaakt op minuscule flarden kostbaar, want zeldzaam papier, blijft een verzameling onoogelijke paperasjes. Ze worden na de oorlog in Nederland pas na veel moeite als geldig erkend. Maar uiteindelijk krijgt Frits er toch toegang mee tot de universiteit. Cum Laude zelfs.

{1944:Kesilir}1956
Het wordt Letteren in Leiden. En de Kweekschool, omwille van uitzicht op een baan. Maar het is allemaal eigenlijk niks voor hem. Liever buigt hij zich over het raadsel Japan. Hij leert de taal, het schrift, de (moderne) literatuur, de geschiedenis, Zen en Go. Hij wordt er wel geleerder van, maar niet wijzer. Japan blijft een lege titelpagina voor hem. Hij verruimt zijn actieradius naar Chinees, Javaans (en een beetje Arabisch). Ook in die talen leert hij lezen en schrijven. Net als in het Russisch trouwens, maar dat is vanwege het schaken, zijn andere grote fascinatie.

{1979:Jokkmekk, Zweden}

1963
En nog liever maakt hij lange voettochten door Saamiland in Zweden. Het landschap doet hem aan Sumatra denken, zegt hij, 'waar de rivieren ook van oost naar west vloeien', zodat je het nooit van zuid naar noord kunt doorkruisen zonder natte voeten te halen. Zweden is ook het land  waar Sonja en Agneta Pleijel wonen, moeder en dochter, beiden schrijfsters, beiden uit Indië. Later zwerft hij door Engeland en Ierland en door Amerika waar nog Indische vrienden van hem wonen. En waar de bodem zo vertrouwelijk vulkanisch is, als in zijn eigen voormalige habitat. 

{1971:Malang}

1971
Want het allerliefst houdt hij zich bezig met IndonesiëHij bestudeert en publiceert over de Javaanse Mangsakalender. Alles wat maar in de verste verte met Indië te maken heeft, houdt hij bij: de krontjong natuurlijk, de tijdschriften, de lezingen, de pasars, de Pasar de literatuur. Johan Fabricius is, na Hella Haasse, een van de eersten die de terugkeerreis maakt. In zijn eigen exemplaar van Sentimental journey schrijft Frits de namen van de bergen bij die de schrijver kennelijk toch vergeten is. En uiteindelijk gaat hij zelf ook, natuurlijk met zijn Marie-Thérèse met wie hij al jaren samen is, en die hij al kent uit Indië. Hij maakt er vrienden op Java en Bali met wie hij zijn leven lang zal blijven corresponderen. De schilder Bonnet, de schrijver Mangunwijaja die hij later zal vertalen.

{1978:Amsterdam}

1978
Behalve Marie-Thérèse wist alleen Querido het allang: Frits is niet alleen lezer, hij is ook schrijver. Het verhaal 'Het regenhuis', geschreven in 1963, werd al opgenomen in Gastenboek van Singel 262. In 1974 neemt Rob Nieuwenhuys het iop in zijn bloemlezing met vertellingen over Indië Het laat je niet los. Maar pas in 1978 geeft Frits zelf zijn schrijverschap toe en publiceert hij Het Regenhuis en andere verhalen. Hij is een zorgvuldig en zuinig schrijver. Over zijn vogende twee verhalenbundels doet hij tien jaar. In een plooi van de tijd verschijnt in 1983 en De man in de blauwe kamerjas in 1987. Het is werk voor fijnproevers en liefhebbers. Bijna nooit antiquarisch te krijgen.

{2001:Bandung}


2001
Hoelang na dato kun je over het kamp schrijven, en over Indisch zijn? Voor wie uit Indië komt: doormaardoor dus. Het adagio van Nieuwenhuys 'het laat je nooit los', geldt ook voor Frits. Feitelijk zijn 'Indië'  en 'het kamp' de enige onderwerpen van schrijven. Vlak voor zijn overlijden verschijnt Aan de oevers van ooit en nooit weer. De kopzorgen van een in Europa uit de voormalige kolonie aangespoelde banneling zijn in alle verhalen van Frits van den Bosch in allerlei gradaties al aanwezig. In deze laatste bundel komen ze meesterlijk samen: het jongetjes-Indië, de kamptijd, de ouders, de Indische connectie, de Zweedse connectie, de liefde, de liefde. Hij schrijft vanuit de sensualiteit van de herinnering, vanuit de betrokken afstand van de humor. Zo wordt zijn hoofdthema zorgvuldig getekend, subtiel verwoord en vaker nog subliem verzwegen: Belanda kesasar, de eeuwig ontheemde. Zijn nalatenschap werd zorgvuldig verzorgd door zijn Marie-Thérèse. De enorme boekencollectie, inclusief de verzameling vulkonologie van vader van den Bosch gaf zij in handen van het IWI; zijn persoonlijke collectie, inclusief zijn typoscripten heeft zij bestemd voor het Letterkundig Museum in Den Haag. Waar een schrijver thuishoort. 

 

 

1922