1905
Hij is de "oudste van negen", zo vertelde hij dat altijd, de enige van zijn familie die naar Indië zal gaan. Tegen de wil van zijn vader in, die een uitmuntend schoenmaker was maar zonder al te veel leest; hij zou zijn zoon ook dwarsbomen in diens plannen Marinier te worden. Henry Petrus, Harry genoemd, begint zijn leven in het Schilderswijk in Den Haag waar hij op 21 oktober geboren wordt in het jaar dat Jules Verne stierf. Zijn reis voert via 'de opleiding' in Nijmegen waar hij sergeant titulair wordt, naar Poerworedjo en Bandoeng. Daar beleeft hij als 'de Peuter' met zijn vrienden 'de Kei' en 'de Kippekop' een heel avonturenboek van Jan KNIL in Indië bij elkaar. Totok in Tjimahi Als "één lange, heerlijke vakantie van 25 jaar", zo beschreef hij in zijn 91e levensjaar zijn verblijf in Indië nog.
1932
Op groot verlof in Europa ontmoet hij in Duitsland zijn toekomstige vrouw, Tony Buschmann. Als handschoentje reist zij hem na naar Siak Sri Indrapura, Midden-Java. Daar wordt zij zijn vrouw en hij 'Meester op het gebied van alle wapens'. Krijgshandelingen in de vorm van sport vindt hij het allerleukste. en onderwijs geven; hij wordt schermleraar en sportinstructeur in de rang van onderluitenant. Dat is de hoogste onderoffierenrang die alleen in het KNIL bestaat en er zijn maar 143 onderluitenenants. Het vervult hem, kind uit het Schilderwijk, met intense voldoening. Dus het is niet waar wat de boze tong van een jaloerse collega sist, dat hij lndverrader zou zijn vanwege zijn Duitse vrouw. Toch belandt hij na 'de meidagen' van 1940 als 'staatsgevaarlijk' in de gevangenis van Ngawi, samen met dokter L.J.A. Schoonheyt en E.F.E. Douwes Dekker. Ze worden vrienden, tot zij tweeën naar de strafkolonie Jodensavanne in Suriname worden gedeporteerd en hij in Bandoeng achterblijft. Een keer weet zijn vrouw hem met zijn zoon te bezoeken. Hoe leg je uit aan jeen kind van zeven dat je in de gevangenis zit, terwijl je zelf niet weet waarom? In 1942 wordt hij "bevrijd door de Jap". Bijna een jaar is hij vrij, dan wordt hij alsnog door de Japanse bezetter krijgsgevangen gemaakt in Tjimahi geïnterneerd. Zware corveeën en een maagkwaal, een keer een wel heel zware aframmeling omdat hij de Japanse vlag niet wil groeten. Het ergste kwelt hem de zorg om zijn gezin. Waar zijn ze? Leven ze nog wel? Zijn dochtertje was nog maar drie maanden toen hij werd knijp gezet.
1943
Als Duitse werd zijn vrouw Tony niet geïnterneerd toen ook in Bandoeng alle Hollandse vrouwen al in een beschermde wijk werden opgesloten. Maar zij en haar beide kinderen zijn heel blond, met opvallend blauwe ogen. Niet 'de Jap' maar het opbloeiend nationalisme is voor hun het gevaar; het maakt het leven als buitenkamper onmogelijk. Noodgedwongen meldt Tony zich bij de 'beschermde wijk'. Daar blijkt het leven net zo onbeschermd. De andere vrouwen onthouden haar eten, pesten en mishandelen haar zoon, verzorgen haar niet als ze steeds zwakker en zieker wordt. Ze is een 'moffin', dus ze staat alleen. Dus gaat ze dood. Maar het nog nooit gebruikte gala-uniform van onderluitenant van haar man bewaakt zij met haar leven: ze slaapt op de koffer waar het in zit. Hij heeft er later zijn volledige rehabilitatie aan te danken, als hij in 1950 een rechtszaak tegen de staat aanspant wegens laster. Hoe had hij immers ooit deze promotie kunnen maken als hij werkelijk staatsgevaarlijk was geweest? zal hij de rechtbank, en met succes, voorhouden. Als hij op 16 augustus in het vrouwenkamp verschijnt, is Tony slechts enkele dagen tevoren overleden, zijn dochter weet niet wie hij is. Maar zijn zoon herkent hem!
1947
Hij werkt als losarbeider, ontwerpt en bouwt een jamfabriekcomplex voor de N.V. Javafruit en stuurt de kinderen voor herstel naar zijn familie in Holland. Voor dat laatste moet hij het passagekantoor bezetten en in hongerstaking gaan, want ze krijgen niet zomaar een uitreisvisum zolang hij nog formeel als 'staatsgevaarlijk' te boek staat. Zijn houding en verhaal dwingen respect af, en hij krijgt de twee passagebiljetten. Tegen de tijd dat zijn kinderen in Holland aankomen, heeft hij het huis van zijn vriend Douwes Dekker aan de Lembangweg 410 opgeknapt en woont hij in het paviljoen. Na een relatie die hij later 'het tussenhuwelijk' zal noemen, trouwt hij zijn derde vrouw, krijgt hij zijn tweede zoon en wordt hij directeur van de EBCI, de eerste Bandoengse Copieer Inrichting. Het leven lijkt een goede keer te krijgen. Zijn belangrijkste opdracht komt van 'Recomba' en het Voorlopig Vertegenwoordigend Lichaam voor de staat Pasoendan: het uittypen en stencillen van de notulen van de West-Java Conferenties.
1950
Als hij eindelijk officieel zijn bewijs van volledige 'rehabilitatie in de hoogste categorie' ontvangt, neemt hij eervol, maar diep gekwetst, ontslag uit het leger en vertrekt met zijn gezin naar Holland. Het duurt drie ongekend armoedige jaren voor "het pensioen afkomt", jaren waarin hij met zijn gezin leeft op "126 gulden per maand voorschot". Jaren waarin hij op steeds slechtere voet komt te staan met zijn oudste zoon, die als kampkind in Holland zijn draai niet weet te vinden. En waarin hij zijn oudste dochter moet afstaan aan de Duitse familie van Tony, die haar hebben opgehaald zodra ze in Holland aankwam. Hij volgt verplicht een opleiding bij de bijscholing tot houtbewerker, maar daar buitenom weet hij een adminstratieve baan bij de R.G.D., de Roksgeneeskundige Dientst in Den Haag te verwerven. Zijn kampkwalen, maag- en aangezichtspijnen, zal hij jarenlang proberen te negeren, terwijl hij opklimt van 'arbeider' en 'arbeidscontractant' naar 'administratief ambtenaar A 1e klasse' met een dienstverband 'voor onbepaalde tijd' en 'in de zin der pensioenwet'. Dat is mooi, een tweede pensioen naast zijn herwonnen militaire pensioen. Het helpt wel om zich weer Nederlander te gaan voelen. Zijn leidinggevende heeft eerder dan hijzelf in de gaten heeft dat zijn gezondheid door de oorlog ernstig is aangetast. In 1968 mag hij met vervroegd pensioen, en daar knapt hij een beetje van op: "nooit meer reveille, heerlijk!"
1962
Bezeerd door zijn ervaringen, zal hij oud worden in zijn geboorteplaats. Met zijn veel jongere vrouw, van wie hij op de valreep nog weduwnaar wordt. En in 'het wisselend gezelschap' van zijn liefhebbende kinderen uit alle huwelijken, z'n geliefde kleinkinderen en de stroom dito gasten die door zijn vrouw voortdurend van veel, legendarisch goed voedsel worden voorzien, Indisch natuurlijk.
1996 [foto 7: de Noordzee met havenhoofd bij Scheveningen]
Na zijn overlijden strooien kinderen en kleinkinderen zijn as uit bij het havenhoofd van Scheveningen van waaruit hij eens het ruime sop koos. Daar ging hij, omringd door rode tulpen. Nooit meer thuis in Nederland.