1893
Ze is een KNIL-dochter, het tweede kind van Leonard Theodorus Musch en Christina Pan Tem. Als zij op 8 november 1893 in Soekaboemi geboren wordt, telt haar familie al ettelijke generaals en andere militairen. Nog afgezien van haar vader, die gelijk op met zijn broer de generaal Musch, als Kolonel bij het Topografisch Bureau Sumatra op de kaart begint te zetten. Met haar twee broers groeit ze op Sumatra op, naar eigen zeggen "in ongebonden vrijheid". Het gezin is welvarend. Ze hebben een auto, een sleep bedienden, een gouvernante uit Europa voor de kinderen, "een afstammelinge van de raadpensionaris Johan van Oldenbarneveldt", weet ze zich later nog te herinneren. En als Christine een jaar of 11 is, gaan ze uitgebreid op 'Europeesch verlof'. Na terugkomst in Indië is het een beetje uit met de pret. Het gezin vestigt zich op Java, waar de kinderen gewoon naar de HBS gaan. Haar bijnaam Bob dateert uit die tijd, ze is avant la lettre wat leraren in navolging van Cissy van Marxveldt "een wildzang" zullen noemen. Toch wil ze na de HBS naar de Kweekschool. Het lijkt haar wel wat, zo'n klasje vol kinderen om te onderwijzen.
1913
Dat klasje krijgt ze wel, maar net wat anders dat ze verwachtte. In Batavia loopt ze tegen Harry Pennock op, de zoon van de Haagse rijtuituigfabrikant Pennock, die accountant in Indië is. Ze trouwen op 20 augustus 1913 in de kathedraal van Batavia, waar in 1915 ook hun oudste dochter Tita gedoopt zal worden. Het jonge paar zwerft zoals gebruikelijk in de kolonie door heel Indië en naar het moederland heen en weer. Vanuit Batavia vertrekken ze naar Den Haag, Holland, waar Harry's jeugd ligt en dat Bobby zich nog goed herinnert van het Europees verlof. In Den Haag worden hun drie oudste kinderen, Jan, Els en Miepje, geboren. En in 1921 is het gezin weer terug op Java: in Soekaboemi, Bandoeng, en Tegal, daar blijven ze nog het langst. In deze periode wordt het tweede deel van haar klasje geboren: Hans, Trees, Adrie, Leo, Kitty en benjamin Willy, bijgenaamd "de grote generaal". Weer tien jaar later "staat ze er alleen voor met haar kroost", zoals Bobby dat zelf in een van brieven noemt. Harry gaat terug naar Nederland, waar hij in de hongerwinter van 1945 zal overlijden.
1936
Bobby wordt hoofdboekhoudster bij de ABCD, de Algemeen Bandoengsche Coöperatieve Dienstverlening. Zo ontmoet ze Henk, met wie ze tien jaar later zal trouwen. Henk is bezig een rubberfabriek op te richten en zij helpt hem, naast haar drukke baan, naast haar kroostrijk gezin. Het is een leuke, spannende tijd, met experimenten, modellen ontwerpen, testen, tegenslagen en uiteindelijk succes. Christine wordt er weer helemaal Bobby van. Henk gaat steeds meer bij haar gezin horen. Samen maken ze allerlei uitstapjes. En natuurlijk gaan ze kijken als de Pelikaan, en later ook de Postjager op hun befaamde Kerstvluchten ook Bandoeng aandoen. Als later de politieke situatie steeds dreigender wordt, besluit Henk bij Philips te solliciteren en verhuist 'de hele bubs' naar Soerabia. Daar wordt Christine Hoofd van de Hollands-Arabische School. Haar klasje thuis wordt inmiddels wat kleiner: Els en Miep zijn zo goed als verloofd en ze zijn het huis uit, Hans is militair en gaat naar Europa, Jan en Tita zijn beiden getrouwd, Bob is zelfs al oma. Zo bezien blijft het klasje zich eigenlijk uitbreiden.
1945
Hoe zijn ze in vredesnaam die oorlog doorgekomen? Bob bleef buiten de kampen met haar vier jongste kinderen, en steeds in Soerabaia, al moest ze ettelijjke malen verhuizen. De oudste meisjes wonen in de buurt, maar waar zijn de oudste jongens? En waar is Henk? Henk weet ze in september 1945 uit Tjimahi op te halen. Maar hij is nauwelijks drie weken thuis of hij en haar zoon Leo, hij is pas vijftien, worden opgepakt door de PRI. Ze worden een truck ingeslagen en naar de Werfstraat gereden, de gevangenis waar Henk met zijn Philipsgroep in de Japanse tijd ook al maanden knijp zat. 's Avonds wordt de gevangenis bestormd, er vallen doden en gewonden. Is Henk daarbij? Leo? Ze weet het niet. En ook buiten de gevangenis is de toestand gevaarlijk. Dochter Adrie is heel blank en loopt gevaar. De Indonesiërs haten alles wat aan Hollanders doet denken. Voor de veiligheid trekt Bob met de jongste kinderen in bij haar Russische vriendin. Ze heeft geen inkomen, maar de verhuiskosten moeten betaald worden, en de opslagkosten, en het dagelijks eten, en ook -goddank- de pakjes die ze kan sturen naar de Werfstraat waar Henk en Leo nog in leven blijken te zijn. Ze steekt zich in de schulden bij mevrouw Sinke. " Straks, als alles weer normaal is, dan betaal ik alles terug". Maar wanneer is dat? Op 10 november 1945 begint een aanval op de stad door Britse troepen. Het bombardement raakt het huis waar ze met z'n allen wonen, er vallen gelukkig geen gewonden. Dagenlang zitten ze in dat kapotte huis, zonder voedsel en doodsbang. Dan veroveren de Brits-Indiërs de stad en ze willen alle burgers evacueren. Bob geeft al haar kinderen mee, maar zelf "blijft ze op haar post", voor het geval Henk en Leo thuiskomen. En gelukkig, eind november duiken zij inderdaad opeens op, bevrijd uit de Werfstraat door de Britten. Op 3 december verhuizen ze met z'n drieën naar de Celebesstraat. De toestand lijkt soms weer gewoon. Maar een brief van tante Wies uit Bandoeng vertelt van de grote brand op de Malabar: "Ze vernielen ons radiostation". Ze? Dat zijn de Indonesische vrijheidsstrijders.
1946
Eerst trouwen ze, een formaliteit na alles wat zij en Henk samen hebben meegemaakt. Heeft ze echt in haar zenuwen gezegd dat ze pas vijftig jaar was? Dan begint het oeroessen. Om de kinderen op te sporen, om brieven te schrijven, om pakjes te sturen. Leo is bij haar. Hij gaat niet naar school en heeft de raarste baantjes om maar aan geld te komen. Els woont in de buurt, zij is getrouwd met een Deen en zwanger; ze proberen passage te boeken naar Denemarken. Maar haar oudste jongens? En de geëvacueerde kinderen? Ze loopt stad en land af om te weten te komen waar ze zijn. Langzaamaan beginnen de brieven binnen te druppelen en krijgt ze weer overzicht. Jan's brandbrief uit een POW-kamp in Bangkok, de derde al, maar de vorige heeft ze al helemaal niet ontvangen. Zijn wanhopige vraag naar zijn vrouw en kinderen snijdt haar door de ziel. Zij weet dat zijn gezin veilig in Singapore zit, maar ze kan hem niet bereiken. Hans blijkt nog verder weg, in Engeland. Hij zat bij de RAF, deed mee aan het bombardement op Brest. Maar hij is gezond en zelfs gelukkig, want hij is getrouwd en heeft een dochtertje, Bobby's zesde kleinkind. Tita, wat een gelukkig toeval, blijkt met haar kinderen in hetzelfde opvangkamp terecht te zijn gekomen als haar hele jongste klasje. Ze zitten allemaal in het Wilhelminakamp bij Singapore, waar -oh wat heerlijk- haar jongste broer Nap kampcommandant is. Nap heeft de oudste meisjes in huis opgenomen en aan een baantje geholpen, zodat ze wat verdienen en iets te doen hebben, en als klap op de vuurpijl heeft hij in het naburig Julianakamp Tita's man en Mieps verloofde teruggevonden! Willy, net 12 geworden, woont apart, in 'de jongensstad. Zijn briefjes zijn hartverscheurend: hij is 'ordonnans', hij heeft het leuk, hij mist haar, hij heeft "een mijsje" en hij rookt. Bob stuurt pakjes met kleding, en een officiële brief met haar toestemming voor het huwelijk van Miep. Ze moest ervoor op de fiets naar het BPM-gebouw in de Heerenstraat. Gevaarlijk! want er zijn nog steeds beschietingen, en ontvoeringen, branden, tanks met militairen van de ene of andere partij. Drie keer wordt de terugkomst van de kinderen uitgesteld omdat de situatie nog te gevaarlijk is. En als de MS Ruysch eindelijk met haar barang aloes op de rede van Soerabaia ligt kan het schip dagenlang niet binnenlopen omdat de vaargeulen dichtgeslibt zijn in de Japanse tijd. Eind maart zijn ze dan eindelijk weer compleet in Soerabaia. Behalve Els dan, want die is op weg naar Denemarken. En zonder Miep die met haar man al vanuit Singapore naar Holland vertrokken is. Bob heeft alle voorbereidingen getroffen om ingeschreven te worden als evacué naar Holland, ze wil niets liever dan eindelijk vertrekken. Al zal ze Tita dan moeten achterlaten, want die wil niet naar Holland, hoewel het eigenlijk moet voor haar gezondheid. Maar Indië verkeert formeel in staat van oorlog, dus mannen tot vijftig jaar mogen niet zomaar uit Indië vertrekken. Henk krijgt geen uitreisvisum. Het is december 1946 als Bob en Henk met hun jongste klasje eindelijk in Rotterdam aankomen. Niet als evacué, maar "op recuperatieverlof" vanwege Philips.
1947
Eerst naar een pension in Zandvoort, dan door naar Den Haag waar Philips woonruimte voor hen geregeld heeft. Eerst in een pension, na een poosje een eigen huis. Dat is een groot geluk, want er heerst ernstige woningnood. Maar het oeroessen is nog niet gedaan. De barang uit Indië, 20 kisten, staat nog in Soerabaia en zie die maar eens hier te krijgen. Meubilair, servies, kleding, alles zit er in, want in Holland is gebrek aan alles, had Miep geschreven. De meisjes lopen hartje winter nog steeds rond in hun zomerkleren, zelfs haar ondergoed is zomers, want "in Ataka zijn wij vrouwen niet zo goed gekleed geworden als de mannen", schrijft Bob aan Els. Van het Comité Nederland helpt Indië krijgen ze dekens en wat kleren, maar die zijn beschadigd en te klein. Nu trekken ze gewoon alles over elkaar heen aan, al staat dat wat raar. Zeker nu ze weer naar school gaan, vinden de meisjes dat niet leuk. Adrie gaat naar Schoevers; ze kan niet voor apothekeres studeren want mannen hebben voorrang op de universiteiten. Leo en Kitty zitten in de overbruggingsklas van de HBS, die hebben nauwelijks onderwijs gehad in de oorlogsjaren. Willy, haar grote generaal, die 15 jaar is en rookt, zit in de vijfde klas lagere school, tussen al die kleintje van 10. Trees woont niet meer thuis, maar bij ma Kiviet en Hansje, ook in Den Haag en gelukkig om de hoek; Hansje gaat er naar de fröbelschool. Van Jan heeft ze net gehoord dat hij met zijn gezin in een pension in Scorel is aangekomen. Nu heeft ze eindelijk haar hele gezin weer in kaart. Maar stabiel is de situatie niet. Hans wordt uit Engeland overgeplaats naar Nederland, voorlopig zonder zijn gezin. Miep overweegt om terug te gaan naar Indië. Els in Aarhus, Denemarken zit vol twijfels over teruggaan naar Indië, en Tita in Indië net zo over of ze daar moet blijven of toch moet repatriëren. Wat is wijsheid? Hoe kan ze haar kinderen adviseren? Hier blijven, teruggaan? Blijft Indië een Nederlandse kolonie? Winnen de Nationalisten? Is Nieuw-Guinea een optie?
1978
Echt rustig wordt het natuurlijk nooit met 10 kinderen en een Indisch verleden. Maar in Eindhoven, waar Henk tot aan z'n pensionering bedrijfsleider bij Philips zal blijven, vinden ze aan de Aalsterweg een uitstekende uitvalsbasis vanwaaruit het goed oeroessen is. Tot ver in de jaren vijftig reizen haar kinderen heen en weer tussen Indonesië en Nederland. Tita komt met haar kinderen over voor vakantie, Miep en Joop wonen met hun tweeling in Jakarta. Zelfs Leo gaat met zijn jonge gezin in 1955 nog terug naar "Tanah air ku". Trees niet, die is getrouwd met een Belg, woont in Antwerpen en heet tegenwoordig Marie-Thérèse. Kitty en haar Indische vriendje Jim zijn te jong: als zij naar Indonesië willen gaan is het al volop Nieuw Guinea crisis, en wordt het onmogelijk voor 'Hollanders' om daar te blijven. Miep en Joop zullen dooremigreren naar de USA, net als Jan en Willy zoekt zijn heil op Curacao. Maar de andere kinderen komen gelukkig in Nederland, ook Trees later, als ze gescheiden is. Het blijft eeuwig brieven schrijven, pakjes sturen, logees ontvangen. Maar eindelijk, eindelijk, als de aswolken rondom de voormalige kolonie een beetje zijn opgetrokken, maakt Bob in 1978 met Henk haar eigen terugkeerreis. Als toerist gaat ze langs alle plekjes op Java waar ze ooit thuis was. Of ze niet was weggeweest; maar nu wonen daar andere mensen en zij heeft haar tampatje in Eindhoven. Tot haar 91e woont ze daar, met haar Henk, nog bijna 40 jaar, langer dan ooit ergens in Indië.