1901
Geboren op 31 maart 1901 in Alkmaar, Nederland, aldaar opgeleid tot kok. Ben je dan in de wieg gelegd om ooit een kaartje als dit te bezitten? Een 8,5 x 7 cm metend kartonnetje, met daarop een nummer in Arabische cijfers, een stempel van Bandoeng, en gedrukte Japanse tekens, waarachter zijn naam geschreven is: P. Meulenbroek, Tjiboemoet binnen 6. Kennelijk is dat laatste zijn adres, want als 'alamat sekarang' komt het ook voor op de Japanse 'Perhatian' van mevrouw M.Meulenbroek-Verbeek uit Utrecht, zijn echtgenote. Op de achterkant van het kartonnetje staat een datum gekrabbeld: 21/1/2603. Dat is 21 januari 1943 volgens de net ingevoerde Japanse jaartelling. De krabbels daarachter zijn onleesbaar, of onbegrijpelijk, maar ze zien er niet 'officieel' uit. Zou P. Meulenbroek ze hebben geschreven? Heeft hij ze in elk geval begrepen? En die Japanse tekens ook? Waar had hij dat geleerd? Wanneer? Van wie?
1942
Eerst is hij gewoon kok bij de Marine; daar is hij voor opgeleid. Toen is hij naar Indië gegaan. Daar is hij in 1942 opgeroepen om zijn dienstplicht te vervullen, zoals alle weerbare mannen nadat Nederland op 8 december 1941, nog vóór de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, de oorlog verklaarde aan Japan. In elk geval wordt aan P. Meulenbroek nr 21201/D, op 7 maart 1942, de dag van de capitulatie van Nederland, 'groot verlof' verleend. Daarmee wordt hij in feite gedemilitariseerd, zoals het Departemt van Marine in Bandoeng op 9 juni 2602 nog eens bevestigt via een Verklaring van 'het Hoofd van het voormalig Kantoor voor Dienstplicht en Werving', S. de Waal. Toch wordt hij in oktober van datzelfde jaar geïnterneerd, onder nummer 1434, in het L.O.G. Bandoeng. Het L.O.G. is een jeugdgevangenis, 's Lands Opvoedingsgesticht, heet het officieel. Het ligt in het oosten van Bandoeng aan de Daendelsweg en bestaat uit een groot gebouw omgeven door een muur met glasscherven. Wat er met de jeugdgedetineerden gebeurde is niet duidelijk, maar van maart tot juni 1942 worden er krijgsgevangenen in het gebouwencomplex ondergebracht. Later, als de krijgsgevangenen naar elders zijn getransporteerd, worden er burgergeïnterneerden in opgesloten, mannen en jongens. Dat ook P. Meulenbroek daar 'knijp zit', weet zelfs het Rode Kruis tot maart 1944 niet.
1943
Hij is kok, dus ook in Interneeringskamp L.O.G. Bandoeng. Wat zou dat voor apparaat zijn, vlak achter hem, op een soort verhoging Het lijkt een verrijdbaar fornuis, met wielen zo groot als van een tractor. Er kringelt rook op boven het ding, dus het werkt. Op hout waarschijnlijk: ervoor op de grond ligt een stapeltje houtblokken. P. Meulenbroek staat er tussenin, driekwart frontaal getekend, in een soort kokskleding, misschien een jasschort met twee opgenaaide zakken. Zijn blote voeten zijn gestoken in kampklompen. Een hand hangt langszij, het andere staat op de heup. Daardoor heeft zijn houding iets martiaals. Maar zijn blik niet. Die is zacht en peinzend. Treurig ook. Het is kerstmis 1942. En de vooruitzichten voor 1943 zijn niet goed.
1944
In 1943 laat P.Meulenbroek een portrettekening van zichzelf maken. Daarop ziet hij er een stuk beter uit dan een jaar later. Snor en baard zijn in december 1944 een stuk minder netjes getrimd, de kleding is niet eens meer meegetekend, waarschijnlijk droeg hij toen alleen nog maar een korte broek. Hij rookt een zware pijp. Eind 1943 zijn veel van zijn lotgenoten, de militairen onder hen, op transport gesteld naar krijgsgevangenkampen elders. Hij zelf zit nu in Tjimahi, ook Bandoeng, maar dan ten noordwesten van de stad, waarschijnlijk in het KNILkampement van eertijds het 4e & 9e Bataljon. Ook daar zijn de krijgsgevangenen op transport gesteld, om plaats te maken voor burgergeïnterneerden als P. Meulenbroek. Sinds februari 1944 zitten er mannen en jongens. Of hij nog kok is, wordt uit de tekening niet duidelijk. Hij is een stuk magerder geworden. Alleen zijn ogen zijn nog dezelfde.
1945
Het kamp '4de & 9de Bataljon' ligt ten noorden van de spoorlijn die dwars door Bandoeng gaat. Het wordt begrensd door de Gedong Delapan, de Bataljonsweg, de Kampementsweg en de Stationsweg; ook uit de straatnamen wordt duidelijk dat Bandoeng van oudsher een legerplaats is. De plaats waar P. Meulenbroek gelegerd is, is niet meer wat het was. Op het terrein van zo'n 2000 m2 staan een aantal (onder-) officierswoningen en barakken, bedoeld voor de legering van ongeveer 2500 mensen. Eind 1944 zijn er minstens 12.357 burgers in ondergebracht, waaronder ruim 650 jongens tussen de 12 en 16 jaar in drie aparte barakken. Prikkeldraad omheint het gehele terrein. De tekening schetst de situatie waarin Verpleger Meulenbroek zijn werk doet. De handtekeningen in het midden verraden de waardering die hij daarvoor moet hebben geoogst.
1945
Maar op 23 augustus 1945 verandert het Interneringskamp 4de & 9de Bataljon Tjimahi in een opvangkamp. Japan is op 15 augustus gecapituleerd, horen de geïnterneerden op een dag. Opeens geen Japanse bewakers meer, maar Geallieerde militairen, de RAPWI, en Rode Kruis mensen. Ze hebben voedsel bij zich en kleding, en berichten over dierbaren elders in de wereldoorlog. De tekening in een soort inkt of waterverf is ongedateerd. Het beschrijft de karige voedselvoorziening van het kamp, maar alles ademt de sfeer uit van 'vlak daarna': Hotel Tjimahi zoals het niet meer is sinds 23e augustus 1945.
1955
Of P. Meulenbroek nog terug geweest is in Hotel Tjimahi, vermeldt de 'collectie Meulenbroek' niet. Wel blijft hij nog een tijd in Bandoeng. De RAPWI verleent hem in december 1945 toestemming te reizen "gezien zijn functie in het Borromeus hospitaal in Bandoeng". Daar is hij direct na de Japanse capitulatie aangesteld als Hoofd van de Keuken. Hij is ook chefkok van de Bandoengse Sociëteit, en militie-korporaal-kok bij de Koninklijke Marine. Nogal wat werk voor iemand met drie jaar kamp achter de rug. In 1946 verlaat hij het Borromeus Hospitaal en mag hij eindelijk op verlof: "2 maanden, 2 weken en 3 dagen". Hij krijgt hij een voorschot uitbetaald op zijn "achterstallige bezoldiging 40-45". Hij is immers sinds 11 januari 1942 "onafgebroken in werkelijken dienst" geweest, bevestigt het Commandement der Zeemacht in Batavia. Het lijkt erop dat hij zijn 'klein verlof' in Nederland heeft doorgebracht. Maar in 1947 is hij terug in Indië, waar hij eindelijk, maar dan nu echt, de definitieve "Groot verlofpas' overhandigd krijgt, plus een oorkonde die hem het recht verleent "het demobilisatie insigne" te dragen. Hij woont dan niet meer in Bandoeng, maar in Batavia, volgens het Bewijs van Vestiging van de H.O.B. en daar zal hij nog een jaar of tien jaar blijven. Zijn rijbewijs uit 1955 vermeldt dat hij werkzaam is bij "Ver. Pendj. Malam 'Het Anker' aan de Djalan Djohar no 16" in Djakarta. Volgens zijn identiteitsbewijs uit diezelfde tijd woont hij in Hotel Dharma Nirmala, het voormalige Hotel der Nederlanden dat na de Japanse bezetting nog langdurig dienst had gedaan als opvangkamp. Hoelang is hij nog in Indonesië gebleven? Wat hield hem daar na zijn vertrek uit 's Lands Dienst? Was hij 'uitgeburgerd' in Nederland? Is hij ooit wel teruggekomen naar zijn geboorteland? Hoe dan ook, de foto uit Hotel Dharma Nirwana toont hem eindelijk ongeveer zoals de laatste tekening uit zijn kamptijd: een verzorgde, gladgeschoren, goed gezonde kop. Dat was, zoals op de achterzijde van de tekening in potlood staat, in Hotel Tjimahi nog "toekomst muziek". Alleen z'n ogen...