Indisch Wetenschappelijk Instituut
 
J. Broedelet (1902-1939)


{1902:Rotterdam}

1902
Naar Indië. Hemelsbreed is het zo'n 12.000 kilometer van Den Haag naar Batavia. Met een vrachtboot vanuit Rotterdam via het Suezkanaal over de Indische Oceaan langs Goa en Singapore duurt het in 1921 ruim 6 weken om Tandjong Priok te bereiken. Waarom zou je dat willen als je in Den Haag geboren en getogen bent, in een liehebbend milieu, met twee kunstschilders als ouders? Of Jacques Broedelet het zelf wilde is nog maar de vraag. Hij is dan wel in 1902 in Nederland geboren, net als zijn broertje Jan (Laren 1904) en zusje Kiek. Maar hun ouders komen 'uit Indië'. Vader Victor André Leonard (1877 - 1946) en diens broer Johan Wouter (1877- 1946) zijn in Batavia geboren, en vormden de 4e generatie Indische Broedelets. Gerekend tenminste vanaf hun opa Jacobus Salomon (1844-1902), die als Kapitein bij de Genie 'naar Indië' vertrok en daar met Adriana Johanna Charlotta Kervel (Padang 1853-1940) trouwde. Van moeders kant is Jacques zo mogelijk nog Indischer. Zijn moeder Hetty werd weliswaar in Delsfshaven geboren, als een echte Henkes, telg uit de befaamde distilleerdersfamilie. Maar haar familie had sinds ruim een eeuw een Indische tak, die als grootfamilie vervlochten was met Indische families als de Van Rijsdijks, de van Riemsdijks, met de familie 'd'Arnoud Gerkens en met de familie Gaade. In zo'n grootfamilie is Indië nooit ver weg. Binnen Indische families was het al generatieslang de gewoonte om tussen Indië en Holland heen en weer pendelen. Dus toen Jacques niet wilde deugen op school en z'n MULO niet haalde, maar wel inventief en origineel was gebleken, met nogal wat wilde haren maar ook met technisch inzicht, toen was er natuurlijk een Indische oom, Rudy d'Arnaud Gerkens te Batavia in dit geval, die hem wel wilde voorstellen aan enige "directieleden van cultuurondernemingen". En zo vertrok Jacques op zijn beurt op 26 maart 1921 met het vrachtschip de Samarinda 'naar Indië. 

{1925:Kendal, Weleri, Indonesië}
1924
Een 'presentkaasje', heette zo'n jongen uit Holland in de Hollandse volksmond in Indië, sinds Daum. En in die traditie wordt Jacques vanaf zijn aankomst in Indië de halve archipel rondgestuurd, letterlijk 'van de suiker in de tabak'. Hij begint als tuinemployé op 'Gemampir', een tabaksonderneming in de buurt van Klaten, in het zuiden van Midden-Java. Nog hetzelfde jaar wordt hij wegens bezuinigingen ontslagen, zonder ontslagvoorziening. Binnen drie maanden vindt hij werk als fabrieksemployé op de thee-onderneming 'Juliana' ten zuiden van de vulkaan Tjikoeraj. Het is de streek in West-Java waar eens Carel Holle (1829-1896) geschiedenis schreef. Een barre streek: heet en vochtig, maar Jacques lijkt alles leuk en interessant te vinden. Zijn brieven naar huis zijn in elk geval opgewekt en vol leuke anecdootjes. Hij laat zich de toekomst voorspellen door een Brits-Indiër. En hij memoreert een typisch Indisch voorval van ongeluk en dood toen een snoeier niet de vereiste 'hormat' betoonde aan de heilige stenen op het theeland. Want, schrijft hij aan het Hollands thuisfront: "hier in de rimboe ga je aan zulke dingen geloof hechten". Ook bij 'Juliana' wordt hij binnen het jaar ontslagen, nu omdat hij opgeroepen wordt voor de verplichte militiedienst, waarbij ook al geen ontslagbescherming geldt. Hij verlaat de dienst vroegtijdig wegens een oude kwaal aan zijn nieren, maar die weerhoudt hem er niet van direct weer aan de slag te gaan in de 'cultures'. Eerst op een onderneming bij Soekaboemi, in het zuiden van West-Java. En in 1924 bij 'Soekamangli', een koffie-, cacao- en kapokonderneming bij Weleri (Kendal) in het noorden van Midden-Java. Behalve gewoon employé is hij daar ook onbezoldigd politieagent met bijbehorende bevoegdheden, want de streek is berucht om de koffieroof tijdensoogsttijd.Heel luxe gaat het er niet aan toe: Jacques slaapt met een pajong boven zijn bed tegen de regen die vrij door gaten in het atappen dak van zijn woning valt. Maar de administrateur vindt f 75,00 gulden voor de reparatie "te kostbaar" en uiteindelijk betaalt Jacques de reparatie uit eigen zak. 

{1930:Tjilatjap, Indonesië}1928
Vervolgens wordt Jaques voor f 300,00 in de maand afdelingsassistent op Tjigoeha, midden West-Java. Deze keer vertrekt hij na een paar maanden vrijwillig, omdat hij administrateur kan worden op 'Metawati'. Dat is een zwaar verwaarloosde rubberonderneming midden in de rimboe van noord Midden-Java. De onderneming is alleen bereikbaar per auto tot Haoergeulis aan de grote weg tussen Cheribon en Indramadjoe, vanaf daar per draisine, de spoorfiets die voor personen en voor goederen het binnenland in gaat. En tenslotte door nog kilometers te voet af te leggen tot aan de onderneming zelf. Maar Jacques vindt het fantastisch. Ook hier heeft hij een tamelijk eenvoudige woning, verstoken van luxe, maar wel voorzien van een even eenvoudige logeerruimte voor zijn jachtvrienden. Want de oetan zit hier nog vol wild: panters, bantengs, wilde varkens, pauwen en enkele tijger zelfs, en Jacques is een fervent jager. Hij houdt er ook een slangenkwekerij op na, hij heeft kortom met zijn "liefhebberyen" precies de houding om te "voorkomen dat hy zyn opgewekten en rustigen gemoedstoestand zal verliezen", zoals een rapport over hem vermeldt.

{1928:Sukabumi, Indonesië}

1930
Twee jaar weet hij zo te overleven op deze afgelegen buitenplaats. Maar het werk zelf is behoorlijk saai: het betreft vooral het schoonmaken van het terrein voor nieuwe aanplant, want het bedrijf is nog niet productief. Dus draagt hij in 1930 de boel over aan de nieuwe administrateur F.A. Bär, en wordt zelf administrateur van Bantarsari bij Tjilatjap in het zuiden van Midden-Java. Die koffieonderneming is door z'n ligging wel heel uitzonderlijk, de koffie wordt hier op 'zeehoogte' gekweekt. En Jacques woont er in een nieuw, ruim en comfortabel huis. Toch zwicht hij voor een aanbod 'in de thee', waaraan hij nu eenmaal zijn hart heeft verpand.

{1932:Pagar Alam, Sumatra}

1932
Financieel blijft het ongeveer hetzelfde: zo'n 400 gulden per maand met recht op buitenlands verlof. En het werk is een stuk uitdagender. Maar hij gaat er in positie op achteruit: van administrateur naar assistent, en dat zal hij weten ook. Tandjong Keling is een moderne theefabriek waarover Jacques het toezicht en de verantwoordelijkheid krijgt. Maar tot zijn verbazing blijken de bedrijfsresultaten niet goed en al snel blijkt hem waarom. Er wordt gesjoemeld met de cijfers, en dat met medeweten van de administrateur. Er worden valse rapporten en onjuiste veantwoordingen aan de directie op Java gestuurd; grote oppervlakten grond worden als "geheel gereed' opgevoerd met de daarbij behorende kosten, terwijl ze nog helemaal niet ontgonnen zijn. Met een Zwitserse collega kaart Jacques deze misstanden aan bij de directie, maar tevergeefs. De administrateur wordt geloofd, en de beide employé's, lager in rang, staan op straat. Binnen het jaar is Jacques weer werkeloos, weliswaar met een positief getuigschrift, maar teleurgesteld tot op het bot. Hij neemt een lange vakantie, gaat bij zijn broer in Cheribon logeren, en bij zijn vroegere baas en vriend van Tji Emas, de administrateur Snellen in Tasikmalaja. En maart 1934 begint hij alweer met een nieuwe baan, ook op Sumatra, maar noordelijker, in het Padangse, zo'n 250 kilometer vanaf Padang diep 'de binnenlanden' in.

{1938:Padang} 1936
Tangan Taloe is ook weer zo'n nog niet in productie zijnde theeonderneming, met alleen 'licensies' als inkomen. Het werk bestaat weer vooral uit het (doen) uitvoeren van onderhoud tegen zo laag mogelijke kosten. En ook deze onderneming ligt ver van de bewoonde wereld, zo'n 250 km van Padang, terwijl aardverschuivingen door zware regenval het verkeer tussen de ver uit elkaar gelegen ondernemingen regelmatig extra belemmert. Maar Jacques houdt daarvan. Vooral zijn inventiviteit op technisch gebied komt hem hier weer goed van pas. Hij verzint zelf een systeem om electriciteit op te wekken, zodat hij een radio kan beluisteren en lampen kan laten branden. en natuurlijk houdt hij er een half wildpark op na, zoals een kleine beer, ooit verlaten in het bos gevonden. Maar als hij in 1936 het bericht krijgt dat in Den Haag zijn vader overleden is, worden de Indische jaren opeens voelbaar. Hij begint te kwakkelen en denkt na over verlof. Maar het enige wat hij zou willen is Europees verlof en daar heeft hij contractueel geen recht op. Zijn moeder weet raad. Met haar dochter Kiek pakt zij haar bullen, inclusief antiek, tin, schilderijen en haar schildergerei, en gaat scheep naar Indië. Met de 'Huygens' komen ze op 9 november 1937 in Belawan aan, opgewacht door Jacques. Samen reizen ze via Medan, Brastagi, Sibolga en een pasanggrahan naar de onderneming. En daar hebben ze een een gelukkige tijd. Moeder schildert, Jacques organiseert allerlei festiviteiten rond de geboorte van prinses Beatrix, er gaan blije brieven naar broer Jan in Cheribon. Maar het kwakkelen neemt toe, en daarom besluit Jacques 'binnenlands verlof' op te nemen en in Bandoeng naar de dokter te gaan. Hij bezoekt er diverse specialisten, laat in het Borromeus Ziekenhuis nog zijn amandelen verwijderen, maar de kwaal ligt dieper. Zijn baas wijzigt zijn contract zo dat hij nu recht heeft op 'buitenlands verlof'.

{1938:Wassenaar}

1938
Na de ca 12.000 kilometer hemelsbreed die hij als presentkaasje aflegde om in Indië te komen, zat Jacques niet stil. Hij ging van Batavia, West-Java (1) naar Klaten, Midden-Java (2) en vandaaruit terug naar Tjikadjang ten zuiden van de vulkaan Tjikoelaj in West-Java (3). Toen door naar Soekaboemi, zuidelijk West-Java (4), en Weleri (Kendal), in het noorden van Oost-Java (5). Daarna naar Tji Emas in het zuiden van de Preanger, West-Java (6) en vervolgens naar Tjigoeha, ook West-Java maar dan ergens in het midden. Rubberonderneming Metawati lag weer in het noorden van Oost-Java nog een heel eind verwijderd van Haoergeulis (8), Bantarsari bij Tjilatjap (9) in het zuiden van Midden-Java. Voor zijn laatste twee standplaatsen trekt Jacques naar Sumatra. Eerst 700 kilometer verderop naar Zuid-Sumatra in de buurt van Pagar-Alam  (10) en dan nog eens 300 kilometer noordelijker in West-Sumatra naar Tanang Taloe, 250 kilometer het binnenland in vanaf Padang (11). Ondertussen klimt hij op van tuinemployé, fabrieksemployé, 1e employé, afdelingsemployé en assistent tot administrateur in de cultures, en dat op de meest onherbergzame ondernemingen. Het gaat ten koste van zijn gezondheid. Via Bandoeng en Tandjong Priok, Batavia gaat hij met zijn moeder in november 1938 terug naar Holland. Zij worden ook hier liefdevol opgevangen door de Indische grootfamilie. Ze logeren beurtelings bij 'tante Claire' d'Arnaud Gerkens, bij de familie van Riemsdijk en bij 'tante Nelly' Henkes in Wassenaar. Daar overlijdt Jacques op 4 februari 1939. Hij wordt bijgezet in het graf van zijn vader op Eik en Duinen in Den Haag. 19 jaar Holland en 19 jaar Indië. Uit en Thuis

1902