1940
Ze hebben een officieel insigne. In licht metaal uitgevoerd toont het een zilverkleurige autoband waarop twee gekruisde steeksleutels in groen. Het staat voor het type werk dat ze verrichten: materieel- en troepentransport naar en van het toekomstig front ten behoeve van het KNIL. Het is oktober 1940 in Batavia. In Holland zijn de Duitsers binnengevallen; in Indië wordt iedereen in staat van paraatheid gebracht. De mannen worden opgeroepen voor dienstplicht; wie onmisbaar is op z'n werk wordt opgeroepen voor de Stadswacht, of -op de ondernemingen- de Landwacht, of -bij de oliemaatschappijen- voor de Vernielingscorpsen. Er worden ook vrijwilligerscorpsen opgericht voor 'Inheemsen' en voor 'Chinezen', alles onder supervisie van het KNIL. Het insigne is van een vrijwilligerscorps van vrouwen. Op het eind van elke steeksleutel is een letter gegraveerd: V.A.A.C. Die staan voor: Vrouwen Automobiel Corps. De tweede A betekent niets, die is aangebracht vanwege de symmetrie, anders was er een steeksleutel zonder letter. Onderop zijn de woorden Pro Patria te lezen: voor het vaderland. Het insigne wordt gedragen op de revers van het uniformjasje, of op het hoofddeksel.
1940
Er is dus ook een uniform, twee zelfs, zoals gebruikelijk in het leger: een werktenue en een uitgaanstenue. Beide zijn van khaki. Het eerste bestaat uit een overall met riem, tas en helm, een tropenhelm overtrokken met khakistof waar het insigne ingestoken kan worden. Het uitgaansuniform is een witte blouse met groene stropdas, een tuniekjasje en een rok. Want de vrouwen worden ook verondersteld op officiersfeesten in de Soos te verschijnen. De vrouw op de foto is Marie Catherine Lulof-Mehrengs, Rie voor intimi. Zij is de oprichtster en eerste commandante van het vrouwencorps. Zoals de Stadswachten opgezet werden naar voorbeeld van de Engelse homeguard, zo gold de daadkracht van Engelse vrouwen voor Rie de inspriratiebron voor het oprichten van een vrijwilligerscorps van vrouwen. Ze riep de vrouwen uit haar directe omgeving op om zich te verzamelen en zinvol werk te doen voor de Stadswacht, werk dat van een andere aard was dan van de COVIM. De bedoeling was, schrijft V.A.C.-vrouw van het eerste uur Mevrouw P. Heyenbrok-de Vries, "om de Indonesische chauffeurs te kunnen vervangen als deze bij een eventuele oorlog en bombardementen het hazepad zouden kiezen". Vandaar dat Lulof vrouwen opriep mét Rijbewijs A en zónder kinderen. Daarvoor worden de -aanvankelijk 14- vrouwen dagelijks "in de grote blauwe autobus van General Motors" naar het GM-terrein gereden om te leren rijden in legertrucks, vrachtwagens, ambulances, tot aan '10-banders- toe. Ze oefenen met vuilniswagens van de Gemeente-reiniging, en met de kleinere vrachtwagens van de Posterijen voor ze daadwerkelijk de zware trucks rijden. Ze krijgen ook schietlessen, onderricht in kaartlezen, techniek, en EHBO, want ze moeten zich bij calamiteiten kunnen verdedigen en zelf hun wagens weer aan de praat kunnen krijgen.
1941
Het wordt groot, dus wordt er een bestuur ingesteld. Als voorzitter reist Rie Lulof begin 1941 naar Bandoeng, Cheribon, Semarang, Djocja, Madioen,en Soerabaia om onderafdelingen van de V.A.C. op te richten. Ze ontmoet overal grote bijval, al tijdens haar voordrachten melden zich zo'n 125 vrouwen aan. En overal staat General Motors paraat om het oefenmateriaal te leveren en het onderricht te verzorgen. De training duurt ongeveer drie weken en bestaat uit een theoretisch gedeelte en praktijkoefeningen op servicestations ter plaatse. Binnen twee maanden telt de V.A.C. in Batavia 80 vrouwen en na een half jaar zijn er 150 vrouwen geslaagd voor de V.A.C. examens en inzetbaar voor het gestelde doel. Uit de vrouwen die voor het Groot Rijbewijs slagen worden nieuwe Instructrices gekozen en de Commandantes voor de subafdelingen. De laatsten krijgen een kantoor, een secretaresse en een penningmeesteresse. In Batavia ligt het kantoor aan het Koningsplein-Zuid 9; het is dagelijks geopend van 9.00 - 12.00 uur.
1941
Niet iedereen slaagt voor het zware examen. Maar dat hindert niet, want er blijkt ook werk genoeg te zijn voor gewone chauffeurs. Al gauw laat Lulofs, zelf moeder van drie kinderen trouwens, de eis van kinderloosheid los. Vrouwen met Rijbewijs A worden getraind om de personenauto's te rijden van doktoren "en andere autoriteiten". Ook zij krijgen een -iets lichtere- technische opleiding, voldoende om de auto te onderhouden en eenvoudige mankementen te kunnen oplossen. Zij dragen daarom, meldt een Bataviase krant, een iets ander uniform, te onderscheiden van dat van de harde kern VAC-ers "door een ander hoofddeksel en andere distictieven". Misschien verklaart de nieuwe taakstelling de plotselinge aanwas van de V.A.C.? In augustus 1941 melden de V.A.C.-ers nog dat ze met behoorlijk wat tegenstand te kampen hebben, vooral op het thuisfront. "We moeten waarachtig stikem ons rijbewijs halen, willen we geen echtscheiding veroorzaken. Nog steeds schijnen de mannen niet te begrijpen dat we een land in oorlog zijn".
1941
Het vrouwencorps breidt flink uit, maar mevrouw Lulof stapt op. "Tengevolge van diverse wrijvingen en meningsverschillen met het hoofdbestuur", schrijft haar opvolgster P. Heyenbrok-de Vries. Voor ze voorzitster van het Hoofdbestuur werd, had Lulofs behoorlijk wat kunnen regelen, zoals de samenwerking met General Motors die de training verzorgde en het materieel leverde. Nu het corps zo succesvol is, bemoeit de Staatsmobilisatieraad er zich mee, het zijn tenslotte eigenlijk mannentaken die de V.A.C. verricht. De Staatsmobiliteitsraad wil dat het V.A.C. zich "onder de overkapping" van de COVIM stelt, weliswaar werkzaam blijvend als een geheel zelfstandig corps", maar toch. De reden is dat het V.A.C. "tegenover de officiële instanties de eenheid van de vrouwen organisaties in mobilisatie- of oorlogstijd" moet uitstralen. Was dit het thuisfront, of de zusterorganisatie COVIM die zich tegen het V.A.C.-initiatief verzette? Het verslag in de Java Bode blijft zo neutraal mogelijk: "Tot voor kort kon de COVIM geen officiëele toestemming verkrijgen voor het opleidingswerk, dat tot nu toe niet officiëel door het V.A.C. werd verricht. Nu het VAC succesvol was gebleken, "en de C.O.V.I.M. toestemming heeft verkregen om de tot de opleiding van vrouwen tot chauffeuses over te gaan", was de logische oplossing om de V.A.C. onder de COVIM onder te brengen. Het V.A.C. en mevrouw Lulof vallen dus voortaan niet meer rechtsreeks onder de Staatsmobiliteitsraad maar onder de COVIM, die op haar beurt wel weer onder de Raad valt. "De Centrale COVIM voert derhalve voortaan de algemeene leiding in principiëele aangelegenheden", weliswaar "in overleg en samenwerking met de presidente van het V.A.C.", maar toch. De afdeling Batavia wordt tot Centrale V.A.C. benoemd, met mevrouw Lulof als voorzitter, alle plaatselijke afdelingen op Java komen onder leiding van een V.A.C.-commandante. Door de nieuwe organisatievorm, zo verzekert Wereldnieuws in augustus 1941, en ondanks het groene uniform "is het V.A.C dus geen militaire, maar een burgerlijke organisatie".
1942
Het aantal steden met V.A.C.-vrouwen breidt verder uit: Malang, Magelang, Pekalongan, Banjoemas. Waar maar animo is verschijnt ter inspiratie en implementatie het hoofdbestuur, nu onder leiding van Th. Hilekes-Adriaens. Ondertussen doet de V.A.C. ook waarvoor ze is opgericht. Regelmatig trekt een kolonne trucks met materiaal en mensen richting de oefenterreinen van de Stads- en Landwachten. De VAC-vrouwen rijden de trucks naar de plaats van bestemming en keren met de trein terug naar hun plaats van herkomt. Ze worden niet meer, zoals in het begin, aan de rand van het oefenterrein opgewacht en vervangen door 'Inheemse Vrijwilligers'. Wel worden ze in de steden 's avonds begeleid door jongens van de Padvinderij, "omdat men meende dat het voor vrouwen alleen niet veilig rijden was 's avonds", noteert mevrouw Heyenbrok, de secretaris van het Hoofdbestuur. De vrouwen baren nog steeds opzien, zeker als ze in het openbaar oefenen in marcheren, of het gebruik van gasmaskers. Maar als verschijnsel zijn ze geaccepteerd, zeker wanneer ze in functie op de Nieuwjaarsreceptie van de Gouverneur-Generaal ontvangen worden. Behalve het truckerswerk verlenen de VAC-ers hand- en spandiensten bij andere activiteiten, zoals bij de grote aluminiuminzameling op 28 februari. Die actie levert een enorme hoeveelheid losse stukken alimunium op, dat later tot grote platen gewalst wordt om ingezet te worden voor de oorlogsindustrie.
1942
Maart 1942 valt het doek. De laatste maanden voor de capitulatie van Indië zijn hectisch voor mevrouw Heyenbrok. elke dag besprekingen op het Residentiekantoor, bij de Generale Staf, bij de Gemeente. In het kantoor wordt een wacht gevormd, vier uur op en vier uur af; de vrouwen -ook die zonder Groot Rijbewijs- worden voor alle mogelijke diensten opgeroepen. Later wordt het VAC-kantoor verplaatst naar het woonhuis van mevrouw Heyenbrok. Op 1 maart 1942 geeft de resident de opdracht de V.A.C. in Batavia op te heffen en alle materieel te vernietigen. Op 8 maart wordt mevrouw Heyenbrok op bevel van Generaal Schilling met haar kinderen naar een geheim adres vervoerd waar ze moeten blijven tot de resident of de hoofdcommissaris het sein zal geven dat ze weer naar huis konden. "Van achter de dichte luiken zagen we onze stadswacht met witte handdoeken om door de straten gaan en al gauw ook hardtrappende Japanse soldaten op fietsen binnenrijden", schrijft mevrouw Heyenbrok later. Als ze na een week nog niets hebben gehoord van de resident of commissaris, besluiten ze het er op te wagen en naar buiten te gaan. Toen "bleek dat beide heren gevangen genomen waren wat niemand verwacht had, dat met het burgerlijk bestuur zou gebeuren". En dat was nog maar het begin van de 'bandjir' die over Indië kwam. Ook alle mannen in Indië begrepen nu dat het land in oorlog was.