Indisch Wetenschappelijk Instituut
 
R.H. Elenbaas (1948)


1951 
Die elektriciteitsdraden! Er kwam geen eind aan! Ik was drie jaar en het is mijn eerste herinnering aan Nieuw Guinea. We reden in een Landrover en ik keek omhoog naar de lucht, naar de elektriciteitsdraden. Ze bewogen met ons mee, nog nooit gezien, prachtig vond ik het. We waren net uit het vliegtuig gestapt, en dit was Hollandia, hier gingen we wonen, bij mijn opa Mondt op het IMBI-terrein aan de haven. Het was zo'n halfrond huis van zink, quonsets noemden ze die. Die waren door de Amerikanen gebouwd toen generaal Mac Arthur vanuit Ifar 50 kilometer verderop, de Pacific heroverde op de Jap. Ik woonde daar met mijn opa Mondt (Batavia 1896), mijn vader Nico (Cheribon 1921) mijn moeder Noesje die eigenlijk Helena heette (Tandjong Pandan, Billiton 1919) en met mijn zus Madeleine (1947) en baby Huib (1950), die net als ik nog in Batavia waren geboren. Later kregen we er nog twee broertjes bij: Jelle (1955) en Cisco (1961), echte Hollandianen dus. De quonset deelden we met de familie Van Geuns en hun zoon Steven. 

foto kinderen Hollandia ca 1956  foto kinderen in de rivier Hollandia ca 1956  foto kinderen bij de kerstboom

1953
Opa Mondt was al in 1950 naar Nieuw Guinea gegaan. Alleen. Daar aangekomen moest hij weer terug naar Nederland want zijn vrouw, mijn oma Dien, was plotseling overleden. In december 1951 reisden mijn ouders en later ook zijn andere dochter tante El (Troelie) met oom Rein Pattynama en hun kinderen hem achterna naar Hollandia. Ze kwamen allemaal uit Indië en niemand wilde in Holland blijven. Opa was havenmeester in Hollandia Haven en mijn vader ging bij het CBL werken, de Centrale Bevoorrading Landsmagazijnen. Eind 1952 verhuisden we met opa mee naar Dok 5, naar een mooi huis van steen. De wijk bestond uit witgekalkte huizen met rode daken, die zie ik nog zó voor me. Later woonden we in een eigen huis aan de Van der Goeslaan. Maar tot die tijd woonden we bij opa, samen met de familie Cramm die ook op een eigen huis wachtte. Tante Nel en oom Ed Cramm hadden ook een aantal kinderen, dus mijn zus Madeleine en ik sliepen in die tijd bij de buren, de familie Tarenskeen. De kinderen Job en Pinky Tarenskeen waren mijn speelkameraadjes, Boudewijn lag nog in de box. Meitie Cramm werd later mijn kleuterjuf. De kleuterschool stond aan de Oranjelaan vlak bij het busstation van de GAD. Mijn vader bracht mij de eerste keer naar de school. We liepen hand in hand van de bushalte naar de school, ik zie nog zijn benen naast me lopen, gestoken in witte lange kousen en daarboven een halflange shorts. In die tijd hadden Huib en ik vaak last van eczeem aan onze benen, van het spelen in de tuin en in de sloten langs de weg. Dan werden we in teil water gezet met een permegaanpil erin die het water paars kleurde. Soms zagen we Papoea's met een tank op hun rug met DDT, die spoten ze in de sloten en in de waterplassen op straat. In het zonlicht kleurde het DDT-laagje op het water als een regenboog. 

                                 foto familie Elenbaas. Den Haag 1963

1960
Als we met Europees verlof naar Holland gingen, zat ik op school in Den Haag. Tweemaal op dezelfde, in 1956 en 1960, de Katholieke Parochieschool Francesco aan de Soestdijksekade. Daar heb ik leren vechten! Hoorde je ergens "poepchinees" dan was het matten geblazen! Ik kreeg van opa een gulden als ik terugvocht én won, nou, veel heb ik niet verdiend. Toch waren de jongens en meisjes op school wel nieuwsgierig naar mijn verhalen. Over de vliegreis bijvoorbeeld, dat was natuurlijk heel bijzonder in die tijd. Met een Dakota van De Kroonduif eerst naar Biak, het internationale vliegveld, en dan door naar Europa met een Super Constellation of een DC 7, over de zuidroute met wel zeven tussenstops, en later over de noordroute. Gelukkig gingen we na zes maanden  weer terug naar huis. Hoewel.., ook in Hollandia werd gevochten. Maar dat was anders, een beetje plechtig. Dan had je iets gedaan, iets kleins, op iemand z'n schoenen gestaan of zo tijdens gym, en dan werd je door die persoon uitgedaagd 
tot een gevecht. Ook al was je bang, je moest ja zeggen, anders was je laf. Het ging als een lopend vuurtje door de school: zo laat, dan en dan, daar en daar, die tegen die. Meestal was het op een stuk grond tegenover mijn huis dat bij de Gouvernementsschool stond, ik kon het zien vanuit de tuin. Ook meiden vochten daar wel eens tegen elkaar. Als het te erg was, greep iemand in, een volwassene, of iemand uit het publiek. Dan haalden ze de vechters uit elkaar en was het afgelopen. Er werd eerlijk gevochten: gebokst, schoppen was niet toegestaan, dat hadden we uit boeken en uit films. Ik ging vaak naar de film; 1 gulden in de matinee. Koboifilms met John Wayne, Roy Rogers; en Tarzan met Johnny Weismuller en Lex Barker, en van Audie Murphy, "de meeste gedecoreerde soldaat uit WO II". Zwart-wit was het eerst, later kwam ook technicolor. Ik luisterde vaak naar de RONG en nog liever naar radio Australië. Maar meestal speelde ik buiten. Ik zat op de padvinderij, als welp, bij akela Veraart, en ik was misdienaar. Met mijn vriend Ben Mouthaan liep of liftte ik op zaterdag vanaf Dok 5 naar Berg en Dal om naar 't voetballen te kijken. Of we gingen zwemmen in Base G of in het Marinezwembad in Kloofkamp, we visten in de haven of bij de Zeevisserij. En we hadden huisfuifjes en verjaardagen om te vieren. Ach ik had gewoon een heerlijk leven. Tot m'n 15e. 

       Foto demonstrant Hollandia 1962       foto demonstratie Papoea's Hollandia 1962 

1963
Op een dag zei mijn moeder: "Het is definitief, we gaan naar Holland". Ik zat in de 2e klas MULO en we wisten als kinderen wel een beetje wat er aan de hand was: Indonesië wilde Nieuw Guinea erbij hebben; de Papoea's wilden zelfstandig worden. W
e hadden weleens gesprekken in de pauze op het schoolplein. Dan zeiden de Papoeakinderen: "Eruit jullie, we doen het zelf wel". Nee hoor, dat was niet vijandig. We lazen in de Nieuw Guinea Koerier over de opstootjes tussen Seroeiers en Biakkers. We zagen de vliegtuigen opstijgen vanaf de Karel Doorman, en op strategische plekken in de stad stond afweergeschut. Alle Nederlanders zouden weggaan, wisten we, wij dus ook, uiteindelijk. Ik vond het best. Wist ik hoe definitief 'definitief' was? Wat de consequenties daarvan waren? Dat overzag ik allemaal niet. Het zou me nog rauw op m'n dak vallen. Ik ging gewoon, net als vroeger in Den Haag naar school. Nu naar de MULO in de Exloostraat, ook katholiek. Maar het was zo anders. Ik was er alleen, mijn broer en zus zaten op de HBS. De meisjes en de jongens waren strikt gescheiden, de meisjes hadden zelfs een andere ingang en andere tijden van komen en gaan. Ik was dat allemaal niet gewend. De jongens in de klas waren wel nieuwsgierig naar mij, maar niet echt belangstellend. Na drie maanden sloeg het toe, met een dreun: het besef dat 'definitief' onherroepelijk was, dat ik nooit meer terug zou gaan, dat ik voortaan hier zou zijn. Ik raakte totaal ontredderd, een chronische pijn ergens in mijn lijf. Ik werd rebels, spijbelde, leerde niet meer, werd een klas teruggezet, van de 3e naar de 2e. Verschrikkelijke tijd. Verschrikkelijk.    

                                   foto Harry Elenbaas met vrouw, Parijs 2011

1966
Maar het sleet. Na anderhalf jaar was tenminste die totale ontreddering weg. Ik wou weer mijn best doen, maakte de MULO af, ging in 1966 werken, en in 1969 in militaire dienst, toen was er nog dienstplicht. Nieuw Guinea verdween naar de achtergrond. Ik praatte er natuurlijk wel over, maar alleen met mensen die er ook vandaan kwamen: mijn zus en broers, mijn ouders, hun vrienden van toen. Zij bleven elkaar wel zien, in mijn eigen leven had ik er zelf weinig meer mee te maken. Op m'n 18e kreeg ik een baan bij Rijkswaterstaat, later bij Sociale Zaken en ik ging zelfs studeren: HBO Arbeidsmarktpolitiek en personeelsbeleid, de avondopleiding. Best zwaar, maar ik deed het gewoon. Ik leerde dat jaar mijn vrouw kennen, in 1968. Toen het stevig aan was, vertelde zij thuis dat haar vriend uit Nieuw Guinea kwam. Dat gaf enige consternatie en spanning: "Rita heeft een Poeavriend, als dat maar goed gaat!" Beetje te veel geluisterd naar dat radio-programma van Joop van Zijl, op Radio Omroep Nederlands Nieuw Guinea. Maar het kwam vanzelf goed. We trouwden in 1971, en we kregen een zoon en een dochter; ik stapte over naar het bedrijfsleven; 't was allemaal goed.   

          schermafbeelding NG reunies Foto Harry Elenbaas e.a.

2000
Toch zat het altijd in mijn achterhoofd: hoe is het de anderen uit mijn Nieuw-Guineajeugd vergaan? Ergens begin jaren '90 hoorde ik via via over een reünie. Er bleken allerlei reünies, algemene maar ook heel specifieke, bijvoorbeeld van De Jachtclub. Hahaha, wij gingen nooit naar De Jachtclub. Mijn moeder mompelde altijd iets van "ontrouw" en "kouwe kak", en als we een feestje wilden, zei ze: dan houden we toch gewoon een huisfuifje. Dus naar die reünies ging ik niet. Maar wel die van de Kumpulan Sekolah Hollandia. Ik kreeg de uitnodiging van iemand doorgestuurd. Die reünie wordt om de anderhalf jaar gehouden, georganiseerd door een groepje scholieren van toen, de eerste was geloof ik in 1994. Ze hadden die leus: "Hollandia you never forget", ja, zo was dat ook voor mij ook! (Waarom doen Indo's zoveel in het Engels?) Mijn vrouw gaat niet mee naar die reünie, ze vindt het mijn feestje. Ze gaat wel gezellig mee naar de kleinere reünies die wij als oud-schoolgenoten om de beurt bij ons zelf thuis organiseren. Mijn kinderen zijn nauwelijks geïnteresseerd in Nieuw Guinea, ondanks alle verhalen die wij, ook hun opa en oma, vertellen. Mijn vrouw wel. Zij begrijpt dat Nieuw-Guinea belangrijk is voor mij. 

     foto Harry Elenbaas met kleinkind Faye 
2013
Ik ben sinds kort gepensioneerd. Ik heb een goed leven. Ik heb nu echt tijd voor mijn gezin, mijn eigen leven. En ook om mijn leeftijdgenoten op te zoeken en bij te praten. Daar hebben we nog steeds behoefte aan. Nieuw Guinea is van vroeger; ik leef vandaag, ik voel dat ik hier nu thuishoor. Maar de jeugdherinneringen aan Nieuw Guinea zijn nog steeds heel levendig. Heerlijk vind ik ze, al die verhalen van vroeger, ik kan ze niet genoeg horen. Aangedikt of niet, kan mij het schelen!          

              

1948