k
1840
Van vaderskant komt Annekes familie uit Wenen, Oostenrijk. Overgrootvader Gustav Adolf Anschütz (1794-1839) was daar juwelier, Maar hij overleed jong. Zijn weduwe Maria Ana Botgorscheck (Wenen 29 april 1809 - Middelburg 18 september 1893) was een telg uit een luisterrijke muzikale familie. Zelf was zij zangeres en pianiste, haar zuster Karoline (Wenen 1815-Brussel 1875) was operazangeres en haar broer Franz (Wenen 23 mei 1812 - Den Haag mei 1882) was een internationaal bekende fluitist en dirigent, verbonden aan het hof van de Nederlandse Koning Willem II. Het was Franz die zijn zuster aanraadde met haar twee jonge kinderen Paulina Aloïsia (1834-Middelburg 1923) en Theodor (29 april 1835-Koudekerke 30 oktober 1901) naar Nederland te komen. Maria Ana volgde dat advies op en vestigde zich in Middelburg. Zij -en Paulina later ook- werd er een bekende persoonlijkheid in muziek- en societyleven van de regio. In dat internationale, artistieke milieu frequenteerde ook Maria Ana's neef Franz Carel Wilsen. (1813-1898) Hij was KNIL-officier in Indië en had grote faam verworven als tekenaar van de basreliëfs op de Borobudur. In 1873 werden zijn lithografieën bij Brill in Leiden gepubliceerd onder de titel Boro-Boedoer op Het Eiland Java en ze vormden een ware inspiratiebron voor de jonge Theodor. Zo gauw hij kon verkocht hij zijn apotheek en vertrok naar Indië. Daar trouwde hij een Indisch meisje met wie hij twee zonen kreeg. Zijn vrouw overleed echter op jonge leeftijd en Theo hertrouwde in 1880 met Johanna Rutgerdina Droste uit Haarlem (1849 - Bloemendaal 1926). Samen kregen ze nog eens vier kinderen: drie jongens en en meisje. Een van die jongens was Pieter Paul Diederich (Salatiga 30 november 1885 - Den Haag 23 november 1954), Anneke's vader. Hij volgde de Kamper Hoofdcursus tot officier van het KNIL, ging werken bij het Binnenlands Bestuur in Indië en werd in 1911 uitgezonden naar de Molukken. Zo ontmoette hij zijn Susana met de mooie Ogen.
1915
Van moederkant komt Annekes familie dus uit de Molukken, van Saparoea om precies te zijn. In de Jaren '10 van de 20e eeuw, toen Pieter daar gestationeerd was, was grootvader Jordan Willem Tanalepij (Toehaha 6 augustus 1863 - ca 1922) Regent van het district Toehaha. Daar was hij geboren en zijn dochter Susana Jomima later ook (8 mei 1893 - Den Haag 3 januari 1978). Pieter kreeg seintjes uit zijn werkkring: hjj zou nooit carrière maken als hij Susana zou trouwen, een Inlandse Christen immers. Maar grootvader Tanalepij had geen bezwaar tegen een huwelijk van zijn dochter met Pieter Paul: hij was immers ook Christen, net als zij. Als Regent van de regio gaf hij dus graag toestemming tot de verbintenis. Toen Susana 6 maanden zwanger was, werd Pieter Paul ernstig ziek, Zo ernstig dat hij naar Holland moest voor behandeling. Boze tongen beweerden dat hij niet meer terug zou komen, maar dat deed hij wel, al was Pauline toen al geboren (23 december 1914) en zelfs al gedoopt. Op 22 november 1918 werd Pauline officieel door haar vader geecht, net als later haar zes jongere broertjes en zusjes. Maar toen woonde het gezin allang niet meer in de Molukken.
1928
Pieter Paul werd vaak overgeplaats; alleen al de geboorteplaatsen van de kinderen vertellen het verhaal van de enorme afstanden die een Kapitein der Militaire Administratie tijdens zijn carrière in de kolonie kon afleggen en zijn gezin reisde natuurlijk steeds met hem mee. Na Paulina op Saparoea werd Theo (1918-1919) in Semarang op Java geboren, Jan (1920-1942) en Wim (1922-2006) in Sigli, Atjeh op Sumatra, Martha (1924) in Batavia, Suze (1926) in Magelang op Java en Anneke zelf weer op Sumatra, maar dan in Padang. in 1930 woonde het gezin ook nog een jaartje aan de Beeklaan in Den Haag, op groot verlof. in Nederland. Daarna vestigden Pieter Paul en Susana zich in Makassar op Celebes. Net toen ze weer op het punter stonden met Europees verlof te gaan, kreeg Pieter Paul, inmiddels gepensioneerd uit het KNIL, een baan aangeboden als Hoofd van de Spaarbank van Makassar. Die accepteerde hij wat graag. Het eerste wat het paar nu deed was trouwen voor de Hollandse Burgerlijke Stand, zo was Susana tenminste verzekerd van zijn pensioen. Vervolgens hadden ze ruim 10 jaar een heerlijk leven in Makassar.
1931
Makassar werd in die tijd een grote internationale stad met dito bevolking, inclusief een kleine Hollandse gemeenschap, een grote Molukse gemeenschap en een grote Chinese gemeenschap. Pieter Paul en Susana leefden er het leven van de notabelen die ze waren. Hun kinderen gingen op dure kostscholen op Java. En zijzelf gingen op bezoek om te bridgen bij de dokter, de notaris, en de kolonel van de Wall. Ze waren lid van de Soos, waar regelmatig feesten gegeven werden, meestal gecombineerd met een actie voor een goed doe. Pieter Paul was een verdienstelijk amateur- goochelaar. Hij stond er altijd op dat de opbrengsten van zijjn optredens naar Pa van der Steur gingen, die hij kende uit Magelang en van wie hij een groot bewonderaar was. Een keer reisde hij zelfs helemaal naar Magelang om in het [ [:. Weeshuis]] van Pa op te treden. Waarbij Pa zelf als hulpje fungeerde voor de goochelaar, Maar helaas was Pa "een beroerde assistent". Het enige wat hij hoefde te doen was de naam van een van zijn jongens op een briefje schrijven, zodat Pieter Paul daarmee kon goochelen De truc mislukte deerlijk omdat de goochelaar het "beroerde handschrift van Pa" niet kon ontcijferen. Het was een geliefd verhaal in de familiekring. Moeder Susana onderhield ook haar contacten met de Molukse gemeenschap. Altijd als er iemand overleden was, werd zij gehaald om "de rituelen" uit te voeren En naast dat alles had het echtpaar ook een gezamenlijke hobby: orchideeën.
1942:
Susana ging regelmatig naar de haven, waar ze van stuurlui de orchideeeën kocht die zij voor haar geplukt hadden, overal waar ze maar van boord gingen. De bevriende dokter, ook een verwoed verzamelaar, wou altijd mee naar de haven, maar dat verbood Susana hem: zijn aanwezigheid als blanke zou de prijs onnodig opdrijven, wist ze. Thuis plantte ze de kleine plantjes in grote bruine aardewerken potten, op een stam natuurlijk: wilde ochideeën zijn prachtige parasieten. Onder haar groene vingers groeide en bloeide iedere plant, en als er flink wat bloemen waren kwam Pieter Paul in actie. In een betjah reed hij de hele installatie naar een bevriende Chinese fotograaf die een studio had. Daar werden de foto's gemaakt die Pieter Paul later zorgvuldig met de hand zou inkleuren, naar voorbeeld van de echte bloeiende plant. Daarna beschreef hij, net zo zorgvuldig, de plant en de bloeiwijze en stuurde de ingekleurde foto's met beschrijving en al naar het befaamde tijdschrift de Orchidee. Zelf behield hij een parallelle serie foto's en nam ze op in twee albums, 252 foto's, in totaal, in twee prachtige albums, met een leren omslag met reliëf en van die dikke zwarte bladzijden waartussen dat heerlijk knisperende spinnewebbenpapier. Met witte inkt schreef hij de Latijnse namen erbij. Die albums heeft Anneke altijd met zich meegedragen, Door beide oorlogen en de landverhuizing heen.
1947
Er kwam een abrupte einde aan dat heerlijke leven. Van de ene dag op de andere moesten ze het Huis uit omdat ''het gevorderd werd door de Jap"; het werd deel van een Vrouwenkamp. Vanwege moeders afkomst bleef de vrouwen van het gezin buiten de kampen en ze verhuisden naar Malang. Pieter Paul verdween direct na capitulatie in een Jappenkamp, en werd later naar Bandoeng getransporteerd. De jongens waren opgeroepen voor Nederlandse militaire dienst en waren al eerder uit het zicht verdwenen. Wim zou de Birmaspoorweg overleven en min of meer ongedeerd terugkomen. Broer Jan had kans gezien met zijn legeronderdeel op Portugees Timor terecht te komen en, na een helse periode in de jungle, via Tymor Dily naar Melbourne te ontkomen. Vanuit Australië werden raids georganiseerd om Oost-Timor te bevoorraden, en tijdens zo'n tocht, voor de kust van het eilandje, in 1942 al, vond Jan een zeemansgraf, toen de Armidale waarop hij voer door 13 Japanse vliegtuigen tot zinken werd gebracht. Het incident was de directe aanleiding voor de Gealieerden om het front te verplaatsen naar Hollandia in Nieuw-Guinea. Incompleet vertrok het gezin na de Japanse capitulatie en de bersiap in 1947 naar Nederland. Eerst naar Haarlem, toen naar Den Haag. Daar voegde zus Martha zich bij hen, nadat ze haar werk bij de Afdeling Nieuwsvoorziening van de NEFIS in Bandoeng had afgerond.
1990
Lang bleef het gezin niet bij elkaar. Suze, Martha en broer Wim emigreerden al snel door naar de Verenigde Staten en naar Canada. Maar Anneke bleef altijd in Den Haag. Om te wonen dan, want heel vaak was ze er ook niet. Nadat vader Pieter Paul in 1954 was overleden, trok moeder Susana bij haar in, en samen maakten ze talloze tripjes door Europa. Vaak ook staken ze de Oceaan over naar de zussen en broer, want de gezinsband bleef onverminderd hecht. Anneke was werkelijk dol op reizen, En toen ze slechter ter been werd, was zij een van de eersten met een Canta, alles om maar mobiel te blijven. Haar huis in de Wormerveerstraat bleef haar vaste uitvalsbasis en een zoete inval voor vrienden, familie en buren, Een heerlijk doorgangshuis voor vakantiegangers en een vast adres voor velen voor een ouderwets goede sate bij voorkeur in grote hoeveelheden. En zo vond Anneke het IWI als bewaarplaats voor de fotoalbums van haar ouders. Beb Coldenhoff die graag haar sate keurde en die als vrijwilliger bij het IWI fotoarchief werkte, maakte haar vriendin attent op het bestaan ervan. Op 18 maart 1990 in het eerste lustrumjaar, schonk Anneke de albums met de orchideeënfoto's aan het IWI. Want, zei Anneke, "zoiets hoort thuis in een toegankelijk archief". De foto's van haar ouders behoren nu met de IWI-collectie en daarmee tot de Kerncollectie Nederland en ze zijn daarmee precies zo toegankelijk als zij wenste. Ze zijn door iedereen te bewonderen in het Nationaal Museum van Wereldculturen, het voormalig Tropenmuseum in Amsterdam, onder de inventarisnummers ALB-2190 en ALB-2191.