1869
Tot 1910 heette hij Klentar. Hij werd geboren in Salatiga op 27 mei 1869 (of 1870) en overleed na vele omzwervingen in Cheribon op 11 november 1939 als Petrus Johannes Leonardus Cleintuar. Zijn vader was Mas Martotaroeno en zijn moeder Bok Resowidjojo uit Salatiga, afdeling Semarang. Het familieverhaal vertelt dat Klentars Hollandse vader zijn zoon 'vergat' aan te melden als Europeaan, toen op 12 december 1892 de Wet op de Nationaliteit in werking trad in de kolonie. Maar zijn dochter Lily wist beter: haar vader was opgevoed door Hollanders, eerst door een kapitein Te Mechelen, en toen die naar Europa terugkeerde door majoor J.C van der Weijden, een schoonzoon van Van Heutz. Protectie dus van twee Hollandse hoge officieren, dat zou inderdaad kunnen verklaren dat Klentar als 11-jarig jongetje terecht kwam op de Indische Artsenschool in Weltevreden, Batavia, lang voordat die opleiding de STOVIA werd. Vanaf z'n 19e was hij Dokter Djawa, eerst 10 jaar -verplicht- in Gouvernementsdienst, maar later ook particulier arts, bedrijfsarts, scheepsarts en spoorwegarts. Hij was geliefd waar hij maar praktiseerde, want 'minbedeelden' behandelde hij altijd gratis. Er bestaat zelfs een krantenartikeltje over de uitzonderlijk hoge vendutieopbrengsten voor zijn inboedel bij zijn overplaatsing van Bandjar in de Preanger naar Blora op Midden-Java. Een goede vendutie, dat was toen een teken van grote populariteit!
1898
Blora veranderde zijn leven voorgoed, want daar ontmoette Klentar zijn Mien, voluit Jeannette Wilhelmine Cicile Hornung (Blora 19 maart 1867 - Cheribon 17 november 1926). Miens vader was J.C. Hornung (ca 1835 - Blora 7 november 1905), griffier bij de Landsraden. Haar moeder Louisa Augustina (1840 - Blora 16 januari 1915) was een meisje Ernst. Mien had vijf zussen die allemaal met gouvernementsdienaren trouwden: met Anthonijsz, Rhemrev, Vreedenburg(h), Sterkenburg en Guieherit. Ter gelegenheid van die huwelijken verschenen naar de mode van die tijd annonces en bedankjes in de kranten. Maar over het huwelijk op 11 november 1898 in Blora van Mien met de nu particuliere arts Mas Klentar is niets terug te vinden. En dat terwijl hij zich net Katholiek had laten dopen, en de voornamen Petrus Johannes Leonardus aangenomen had, met de familienaam Cleintuar, hoe hij aan die achternaam komt, is overigens onbekend. Gingen ze daarom weg? Was er onmin in de familie, al dan niet vanwege Klentars afkomst? Het jonge paar verhuisde kort na hun huwelijk naar Billiton, waar Klentar bedrijfsarts werd bij de Tin Mij. Daar in Manggar werden drie kinderen geboren: Johannes Leonard op 4 september 1900, Lyvia Louise Leoni (Lily) op 21 november 1901 en Jeanne Augusta op 22 december 1903.
1910
Het was een grote en hechte Indo-gemeenschap daar in Billiton, vertelde tante Lily altijd. Dat was vooral te danken aan de eerste directeur Den Dekker die een actief pro-Indo personeelsbeleid voerde. Klentar voelde er zich als een vis in het water. Hij vroeg wel zes keer gelijkstelling aan: de formele erkenning bij Gouvernementsbesluit dat hij door zijn levenswijze en gedrag in de Europese samenleving paste. Maar steeds werd zijn verzoek afgewezen. Want alle keren weigerde Klentar mordicus te beloven dat hij een zekere aanvullende bepaling na zou komen, namelijk dat hij na zijn gelijkstelling afstand zou doen van zijn medische praktijk. Met dezelfde koppigheid als waarmee hij dat vertikte, voerde de populaire Indische arts zijn geuzennaam: Cleintuar vulgo Klentar, oftewel Cleintuar beter bekend als Klentar. Zijn echtgenote heette gewoon Cleintuar-Hornung in de advertenties met nieuwjaarswensen en de annonces van de geboorte van hun kinderen. Pas vanaf april 1910, toen de beperkende voorwaarden werden ingetrokken en hij en zijn drie kinderen "bij ordonnatie" formeel "gelijkgesteld werden met Europeanen" en formeel vergund werden hun doopnamen en de nieuwe achternaam te dragen, toen pas noemde Klentar zich voortaan in het openbaar Petrus Johannes Leonardus Cleintuar. Direct daarna stapte hij met zijn gezin op de boot naar Amsterdam: op verlof - op eigen kosten!- om zich daar op academisch niveau bij te scholen. En passant verblijdde hij volgens de Maasbode van 10 november 1910 het Zoologisch Museum van Artis met een schenking van enkele "flesschen met slangen en visschen", en met "twee stukken ijzer, als muntstukken geldende op Billiton".
1915
Terug in Indië leefde Cleintuar het goede leven van de welvarende Europeaan, al kreeg hij af en toe een tik op de neus uit zijn vorig bestaan. Bijvoorbeeld in 1915 toen zijn schoonmoeder overleed. Er verschenen "wegens omstandigheden" niet een maar twee advertenties van de rouwende nazaten in de krant, twee dagen na elkaar, één zonder en één met de Cleintuars. Nog zo'n tik viel tien jaar later toen Mien na een lang ziekbed overleed: er staat maar 1 van haar vijf zusjes in de rouwadvertentie. Was er nog steeds onmin? Speelde de afkomst van Miens echtgenoot daarbij een rol? Familieverhalen suggereren fluisterend én hardop dat de koloniale scheidslijn die in Indie getrokken werd door het 'Europeaanschap' dwars door deze grootfamilie liep. Maar los daarvan ging het met de Cleintuars uitstekend. De kinderen gingen naar prestigieuze scholen. Johan zat eerst op de HBS in Pankalpinang op Banka, maar deed in 1920 admissie-examen voor de KW III in Batavia, en de meisjes bezochten de Koningin Emmaschool. Ze trouwden alle drie met partners uit de gegoede middenklasse van Indie: Lily met R. Eugene Vaillant, die personeelschef was bij de Tin Mij, dochter Jeanne met "de roodharige Fries" Willem Postma en zoon Johan met Anna Eijgling. Anna kwam ook al uit Billiton, en had ook op de Koningin Emmaschool gezeten, en - hoogst opmerkelijk-: ze was tot ver na haar huwelijksdag in januari 1923 nog werkzaam als bureauklerk 1e klasse (1e categorie) bij de Staats Spoor en Tramwegen. Het 30-jarig jubileum van Cleintuar als geneesheer, zoals hij zichzelf altijd aanduidde, kon in 1919 dus groots gevierd geworden, compleet met een feestelijk stukje in het Nieuws van de Dag voor Nederlands-Indië over deze "geliefde Indisch Arts".
1923
In 1913 had de geneesheer zijn geregelde bestaan toch weer voor een functie als scheepsarts bij de KPM verruild; 1000-den Mekkagangers moet hij begeleid hebben. En in 1921 verhuisde het hele gezin naar Klakah bij Soerabaja, waar de dochters trouwden en de echtelieden in 1923 hun 25-jarig huwelijksfeest vierden, zo vermeldt de feestadvertentie van de "dankbare kinderen". Maar vanwege de slechte gezondheid van zijn vrouw nam de reizende dokter toch weer een baan aan wal en vestigde zich als spoorwegarts bij de Staats Spoorwegen in Cheribon. Daar leidde hij een notabel bestaan. Hij was lid van verschillende vakverenigingen en voorzitter van de plaatselijke Katholieke Partij (IKP) en van de Katholieke Indische Sociale Bond (ISB). En nooit vergat hij waar hij vandaan kwam. In 1926 richtte hij een oproep aan "alle Inheemschen in het bijzonder van Java en Madoera" om ter nagedachtenis aan mr Abendanon, voormalig Directeur van Onderwijs en uitgever van de brieven van Kartini, bij te dragen aan een studiefonds voor talentvolle maar kansarme jongeren. De oproep haalde zelfs de Provinciaalsche Overijsselsche en Zwolsche Courant in Nederland. Maar 1926 was ook een verdrietig jaar: het jaar dat zijn geliefde Mien na een lang ziekbed overleed. In de overlijdensadvertentie staat kleinzoon "Guusje" met toenaam vermeldt. De eerste geboren Cleintuar immers, een heuse stamhouder.
.
1930
Ook het 40-jarig jubileum in 1929 van "dezen bekenden arts uit Cheribon" haalde de krant, het Bataviaasch Nieuwsblad zelfs. Er was een groots feest in het Bandoengse restaurant ter plaatse, met een huldiging, een aubade, toespraken van bestuursleden van de K.S.B. en van IEV-voorzitter Leidelmeier die hem gezamenlijk een "zilveren rookstel" aanboden. Maar zijn kinderen ontbraken, allemaal. Ze volstonden met een gezamenlijke brief die voorgelezen werd en waarin volgens de krant "menige zegewensch aan het adres van hun vader vervat was", waarna, zo besluit het artikel, de avond verder in gepaste vrolijkheid werd doorgebracht. Dokter Cleintuar is dan 59 jaar, hertrouwd met de veel jongere Nji Djoeminah en net weer vader geworden van een dochtertje, Georgine Beatrice (1928-1977). Hij kan terugkijken op een bijzonder geslaagd leven. Zijn 60e verjaardag in 1930 haalt zelfs het Nederlandse dagblad De Tijd, dat onder de kop "De oudste Katholieke dokter van Ned.Indie" een artikel over zijn carriere uit De Koerier overneemt. En nooit vergat deze dokter waar hij vandaan kwam. Nog steeds wist elke koetsier van een per in Cheribon zijn huis te vinden als de passagier alleen maar zei: "Naar dokter Klentar".
1939
Op 11 november 1939 overleed Petrus Johannes Leonardus Cleintuar, ook bekend als dokter Klentar, op de leeftijd van 69 jaar. Zijn overlijdensadvertentie in het Bataviaasch Nieuwsblad laat op elegante wijze iets van de barstjes zien die zijn zo succesvolle leven toch ook vertoond moet hebben. De advertentie vermeldt alleen de naam van Cleintuars oudste schoonzoon R.E. Vaillant, die de advertentie ondertekent "namens alle kinderen en kleinkinderen". Zo werden twee problemen opgelost. Het probleem van vaders tweede huwelijk met de Inlandse vrouw Nji Djoeminah, zonder overigens hun dochter Georgine buiten te sluiten. En het probleem van het tweede huwelijk van Mas Klentars zoon Johan, die in 1929 scheidde van Anna Eijgling, op Biliton hertrouwde met een Sekah-vrouw wier naam niemand kent, en die met haar nog tenminste twee kinderen kreeg. Zij werden ook niet uitgesloten van de rouwadvertentie, evenmin als Johan zelf, die overigens nog geen jaar na zijn vader zou overlijden. Dat de advertentie deze twee 'problemen' met de mantel der liefde bedekte, blijkt alleen nog uit sommige gefluisterde familieverhalen. Zoals dat over de jongste kinderen van Johan, die - nog voor de oorlog-, vaderloos immers, hulp of voedsel zochten bij de zusters van hun vader, maar bij het hek geweigerd werden. Of de fluistering over de jonge weduwe Cleintuar, die net als haar dochter later warga negara zou zijn geworden, Indonesiër dus, net als Klentar was. Maar ach, oude familieverhalen, wat doen die er nog toe?