Indisch Wetenschappelijk Instituut
 
J. Postema (1945)


         {1952:Den Haag} {1952:Amstelveen}
1945
Indië is voor mij ver en weg. Mijn moeder kwam uit Indië, ze woonde voor de oorlog in Bandoeng en Soerabaja op Java en in Lahat op Sumatra. Het leven daar had haar intens gevormd, maar mij niet. Zij was Zwaantje Zikken (1919 - 2013) uit Epe; ze noemde zich later Aya, en ze werd 7 jaar op de boot die haar met haar ouders en zusje in 1926 naar Indië voerde. Mijn opa was daar hoofdonderwijzer, ook nog na de Japanse bezetting. Zijn gezin reisde met hem mee langs alle overplaatsingen waartoe zijn werk hem verplichtte. Misschien heeft mijn moeder haar eeuwige behoefte om ver weg te reizen daar en toen opgedaan? Het gezin kwam in 1939 voor verlof naar Holland, en haar ouders en jongere zusjes Jampie en Tups reisden in 1940 terug, het Jappenkamp tegemoet ja, dat weten we nu. Maar mijn moeder wilde niet mee, ze bleef in Holland. Hier had ze begin 1940 mijn vader, Frans Postema, ontmoet, in Apeldoorn bij gemeenschappelijke kennissen van hun ouders. Hij was opgeleid tot timmerman, en werd technisch tekenaar bij vliegtuigfabrikant Koolhoven in Rotterdam die in de oorlog kapotgebombardeerd werd; ik vond zijn werktekeningen zo mooi. Ze trouwden en ik werd in 1945 geboren, mijn zusje 1,5 jaar later. 

          {1958:Amstelveen} {1958:Amstelveen} 
1953
Mijn vroegste herinnering gaat over mijn moeder die mij vertelt over de eendjes die volgens haar in ons piepkleine voortuintje woonden aan de Vreeswijkstraat in Den Haag. Latere herinneringen gaan er vaak over dat wij, de kinderen, bij opa en oma Postema in Amersfoort gedropt werden omdat onze ouders op vakantie gingen, wekenlang, zonder ons; ik vond dat niet leuk. Toen ik een jaar of vijf was verhuisden we naar Amstelveen. Vader, geboren Amsterdammer, kreeg een baan bij Hirsch & Cie aan het Leidseplein, eens een uiterst exclusief modehuis waar koningin Emma klant was, en Wilhelmina, en Mata Hari, na de oorlog aanzienlijk minder high brow. We leidden denk ik, een voor die tijd tamelijk ongebruikelijk leven. In 1953 debuteerde mijn moeder als schrijfster en sindsdien was ze behoorlijk uithuizig, gek als ze werd van Amstelveen, waar onconventioneel ongeveer gelijkstond aan onfatsoenlijk. Mijn moeder schreef al sinds haar jeugd, was in Indië al in voortdurende competitie met Margaretha Ferguson, haar schoolvriendinnetje. Ik herinner me haar altijd met een notitieblokje bij de hand. Mijn vader had liefdevol bij de haard een plank getimmerd waaraan zij kon schrijven als wij speelden, aan tafel ons huiswerk maakten of zaten te tekenen, dat deed ik toen al graag. Vader adoreerde haar, maar hij vocht tegen een bierkaai: in 1958 ging zij alleen in Amsterdam wonen, in 1964 zijn ze uiteindelijk gescheiden.

          {1964:Londen}    {1968:Amsterdam}     {1969:Amsterdam} 
1962
Ik zag haar nog wel, maar niet elke dag, en altijd 's middags, na schooltijd, ik zat bij haar in de buurt op de MMS van het Montessori Lyceum. Ach, ze was echt een fulltime kunstenaar, alles wat haar van het schrijven afhield, ervoer ze als "storend"; haar meest typerende boektitel vind ik nog steeds 's Morgens en 's avonds niet bellen. Wij kinderen woonden bij vader in Amstelveen. We waren veel alleen, want hij werkte in die tijd ook nog op zaterdag. Een rare tijd, zo met het Leidseplein dichtbij; ik had wel vriendinnen die daar uitgingen, maar zelf was ik te bangig en te braaf om me in die wereld en dat leven te storten. Na mijn eindexamen in 1962 ging ik een jaar in Londen studeren voor het 'Lower en Higher Certificate of English Language'. Het was tijdens de Cubacrisis, ik herinner me die dreiging. Mijn moeder en ik schreven elkaar veel. Onze correspondentie is later door haar gebundeld, maar mijn vader stak een stokje voor de publicatie, ik geloof dat de hele oplage vernietigd is. Gelukkig maar, ik vond het wel een beetje gênant om mijn persoonlijke brieven in druk te zien. En nee, dat 'Certificate' heb ik niet gehaald. Ik ging niet naar de colleges. Ik verbleef voornamelijk langdurig in allerlei musea, en ik las me een slag in de rondte, literatuur, kunstgeschiedenis, alles. Ook niet mis, nee.
         {1971:Amsterdam}       {1972:Amsterdam} 
1968
Terug in Nederland woonde ik in Delft bij tante Jampie en haar gezin. Ik was dol op haar. Ze had drie meisjes en was getrouwd met Jan Jaap, een broer van de schrijver Frits van den Bosch. Oom Frits had in die tijd een soort relatie met mijn moeder, ik herinner me zijn karakteristieke handschrift op de enveloppen op het gangkastje. Het was goed om daar te zijn. Mijn interesse in Indië, geboren na De Atlasvlinder en aangewakkerd door de familieverhalen over de kamptijd, werd daar tot interesse in Indonesië. Maar met mij ging het niet goed: wat moest ik met mijn leven, met mezelf, en hoe? Uiteindelijk meldde ik me bij de avondopleiding van de Rietveldacademie in Amsterdam. Ik werd inderdaad aangenomen en nu kwam ik werkelijk thuis: al die technieken, al die mogelikheden tot zelfexpressie, fantastisch om dat allemaal te leren! Naast mijn studie werkte ik in het beeldarchief van de VU en bij de Kunstuitleen in Amsterdam. In 1968 leerde ik mijn Jan Kees kennen, student chemie. We 'hokten' en we trouwden en we kregen twee kinderen, Pascal (1976) en Dedeke (1980). Toen Jan Kees daar een baan -en een fantastisch huis- vond gingen we in Alkmaar wonen, tot ik zwanger werd forensde ik nog naar Amsterdam. Ik was lid van de Alkmaarse Kunstkring en had thuis een atelier waar ik ongestoord kon werken. Ik maakte zelfs enige naam met exposities, gezamenlijke en solo. Het goede leven! Jan Kees bracht als bonus ook nog een geliefd Indisch trekje terug in huis: hij kan uitstekend Indisch koken!

       {2005:Alkmaar}   {2007:Petra, Jordanië} 
1980
Maar ik ging parttime werken in een boekhandel, en het gezin eiste meer aandacht. De beeldende kunst ebde zo'n beetje weg uit mijn leven ten gunste van mijn andere liefdes. Met genoegen bedenk ik soms dat ik niet die extreme gedrevenheid had ten opzichte van mijn kunst als mijn moeder had voor haar schrijverschap. Ook in mijn gezin was ze niet erg aanwezig, ze had nauwelijks belangstelling voor haar kleinzoon en -dochter, al ging dat geloof weer met allerlei schuldgevoelens gepaard, en ze reisde in die tijd nog meer dan vroeger. Wel heb ik tegen het eind van haar leven verschillende reizen met haar gemaakt, naar Sri Lanka, Maleisië, de laatste keer in 2007 naar Jordanië. Nee, niet naar Indonesië, dat is er nooit van gekomen. 

       {2010:Nice} 


1999
Vanaf 2000 werd mijn moeder steeds kwakkeliger: suikerziekte, hartklachten, slecht ter been, borstkanker waaraan ze zich niet wilde laten behandelen. Ik heb haar verzorgd toen dat nodig werd, tot ze in 2013 overleed, precies op de dag dat haar biografie Alles is voor even verscheen. Voor haar biograaf Kees Ruys heb ik haar persoonlijk archief bewaard, en geordend en tenslotte overgedragen aan het Literatuur Museum; ik heb het gevoel dat ik dat goed aangepakt en mooi afgerond heb. Dat geldt nog sterker voor mijn gezin. Ik ben niet, zoals mijn moeder, door Indië "afstandelijk" geworden, zoals zij eens formuleerde, en haar vaders leus "hecht je niet en wortel nergens" heb ik nooit begrepen. Hun Indië is ver weg voor mij, en mijn kinderen hebben nauwelijks weet van hun oma, laat staan van Indië. Bij mij houdt Indië in ons leven op. Behalve de rijsttafel dan, hoop ik.

      
In 2011, op 1 april, zag ik een performance van Kamagurka in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Hij zat daar, 24 uur lang, en maakte tekeningen op zijn iPad. Fascinerend! De tekeningen werden direct gedrukt en opgehangen, maar later in een ander kunstproject publiekelijk met een tuinshredder in het Nationaal Glasmuseum in Leerdam vernietigd. Zo zie je maar, alles is voor even, als je dat wilt tenminste. Maar ik zag een techniek van zelfexpressie die nog dichterbij kwam dan de directheid die ik altijd had nagestreefd in mijn werk. Het gaat natuurlijk gewoon met een programmaatje, en m'n oude kennis van de traditionele technieken die ik zo bloedig in 5 jaar avondstudie bijeengesprokkeld heb, lijkt nu ongeveer overbodig. Maar voor mij was het een nieuwe mogelijkheid. Ik kan er niet meer buiten. En ik vernietig ze niet, mijn iPad-tekeningen, ik bundel ze. Mijn beeldende kunst in boekjes, de ideale combinatie. Ja, ik ben toch meer kunstenaar dan ik dacht.
     
                                         was getekend: Jolita Postema
                                                                                        

 

 

1945