Indisch Wetenschappelijk Instituut
 
C.M. Pennock (1919 - ?)


{1919:Den Haag}

1919
 {1910:Den Haag}   Drie is Miep als ze in 1923 mee mag op de boot, de grote boot die heel ver weg zou varen, naar Indië. Ze is het jongste kind van moeder Christine Musch en vader Henrik Anthonius Pennock, oom Harry voor zijn vele neefjes en nichten uit de grote Pennockfamilie. Vader Pennock is accountant bij het familiebedrijf dat de stoomomnibus maakte die tussen Den Haag en Delft reed, en dat nu tramrijtuigen levert aan de ZSM, de Zuider Stoomtramweg-maatschappij; prachtige rijtuigen met wel 32 of 42 zitplaatsen. Miep is in Den Haag geboren, net als zus Els en net als Pappie. Maar grote zus Tita en broer Jan zijn in Indië geboren, net als Mams. Indië, wat zou dat zijn? De bootreis duurt haar veel te lang, maar eenmaal in Indië is ze alles vergeten, zo heerlijk vindt ze het hier. Ze wonen op verschillende plaatsen in West- en Midden-Java: Bandoeng, Soekaboemi, Tegal, en al heel gauw is Miep niet meer de jongste. Ze zijn met z'n tienen en haar jongste broertje is nog maar drie, als pappie teruggaat naar Nederland. Waarom? Ze weet het niet. Zoiets wordt niet aan kinderen uitgelegd, alleen maar verteld. Ze blijven allemaal bij Mams in Indië. Ook nu pappie er niet meer bij is, hebben ze het goed. Eerst in Bandoeng, waar Mams Hoofd Boekhouding bij de ABCD is, en ook later in Soerabaia waar mams Hoofd wordt van de Hollands-Arabische School. Wanneer Henk precies in hun gezin kwam, weet ze niet meer precies, maar binnen de korte tijd noemen alle kinderen hem paps.

{1940:Soerabaja}

1939
Met een moeder als de hare vindt Miep het heel normaal om zelf ook een baan te hebben. Eerst wordt ze onderwijzeres, maar later gaat ze administratief werken, als stenografiste "met 5 talen": vloeiend Nederlands, Maleis en Engels en iets minder vlot ook Duits en Frans. Dat is grappig als ze Joop ontmoet. Hij is wat ouder dan zij, gescheiden, komt uit Holland, en is sinds kort verkoopleider bij de farmaceutische firma Hoppenstedt.  Ze ontmoet hem als hij zich, net als als haar stiefvader, bij de stadswacht meldt. Hij spreekt dezelfde talen als zij en het klikt op wel meer fronten, dus ze verloven zich al gauw. Nederland is net bezet door nazi-Duitsland en als de oorlogsdreiging aanhoudt, besluiten ze met trouwen te wachten "tot na de crisis". Maar in maart 1942 wordt Indië bezet door Japan.

{1943:Soerabaja}

1945
Direct na de Japanse inval wordt Joop krijgsgevangen gemaakt en verdwijnt in een kamp. Zelf wordt Miep ook geïnterneerd, in Lampersari bij Semarang, waar ze 2,5 jaar knijp zit. Na de Japanse capitulatie slaagt ze er in naar Soerabaia terug te komen, waar haar moeder woont, met de vijf 'kleintjes'. Maar waar haar oudste broers zijn weten zij ook niet en de stad is een chaos. Er lopen pemuda's rond: groepen jongeren, gewapend met stokken en zelfs geweren die ze buit maakten op de Jpanners. Ze roepen Merdeka en hebben het voorzien op de Hollanders en op de Indische mensen die met de Hollanders sympathiseren. In oktober wordt de stad belegerd door de Britten die de 'hostages' terugeisen uit de gevangenis in de Werfstraat. Broertje Leo zit daar, en stiefvader Henk. Miep en haar moeder sturen ze pakjes met eten en kleren, maar ze weten niet eens of ze wel leven. En zelf kunnen ze ook nauwelijks aan eten komen omdat de marktverkopers weigeren aan Blanda's te verkopen. Voor de veiligheid zijn ze met z'n allen ingetrokken bij een vriendin van haar moeder, maar als in 10 november de Britten komen, ligt dat huis juist in de vuurline. Het wordt geraakt door een bom, het raakt beschadigd, maar het houdt stand. Drie lange bange dagen zitten ze daar, tot de Engelse troepen hen ontzetten en alle Europeanen worden geëvacueerd. Samen met haar broertje en zussen wordt Miep op een legertruck naar de haven gereden en op een boot gezet. Waarheen? Geen flauw idee. En het ergste is: Mams is achtergebleven, met Els die hoogzwanger is nota bene. Die wilden gewoon niet weg voor Leo en Henk weer terug waren. Dus moest Miep wel mee: "voor de kleintjes".

 {1944:Singapore} 

1946
Wat een wonder! Wat een geluk! Eerst krijgt Miep hier in het opvangkamp Wilhelmina een briefje uit Engeland van haar broer Hans. Via haar kampregistratienummer is het haar helemaal is nagereisd vanuit Europa naar Semarang, Soerabaja op Java en nu naar Singapore. Hans maakt het goed, hij is oorlogsvlieger, getrouwd met een Engels meisje, en vader. Vervolgens blijkt dat oom Nap Musch, moeders broer, vanwege de NICA hun kampcommandant is. Miep en zus Trees wonen nu bij hem in, verlost van het gekrakeel van de 23 anderen met wie ze een piepklein huisje deelden. Verder blijkt oudste zus Tita ook in het kamp te zitten met haar kinderen. Alle kinderen kunnen er naar school, zelfs benjamin Willy die in de 'Jongensstad' ordonnans geworden is en al zijn geld in de kantine verbrast aan snoepgoed en sigaretten. Miep werkt nu voor oom Nap op kantoor. Ze verdient er drie dollar per dag mee, en een gratis uniform "van khaki met donkerblauwe marineknopen". Dat is een extra meevaller, want wat neem je in de gauwigheid mee als je opeens gëvaueerd wordt? Singapore is een leuke stad, maar peperduur "een lapje stof kost wel $10,00 per yard". Oom Nap maakt het leven feestelijk. Miep en Trees gaan regelmatig mee om uitgebreid te dineren met zijn officieren in hotel Raffles of om te dansen op de Engelse Officieren Club. En als klap op de vuurpijl is haar Joop van het opvangkamp Changi naar het Julianakamp is gekomen. Hij is 3,5 jaar krijgsgevangen geweest, maar maakt het nu tamelijk goed. Oom Nap zorgt er voor dat Joop van het Julianakamp naar het Wilhelminakamp komt en geeft hem een baantje als postbode, zodat hij een inkomen heeft. En nu maken zij en Joop weer trouwplannen. Ze willen naar Holland, kijken of Joop het bedrijf van zijn vader kan overnemen. Of eerst naar Kota Nica, Nieuw Guinea, waarover ze een prachtfilm gezien hebben, ze zijn meteen lid geworden van 'Groot Nederland'. Ondanks haar ongerustheid over Leo in de gevangenis, over Mams en Els in het onveilge Soerabaia, over 'de kleintjes' nu er mazelen en disenterie heerst. Ondanks dat ze zelf onder doktersbehandeling is vanwege haar "reactie op de laatste jaren", kan voor Miep het leven niet meer stuk. Gezeten tussen de postzakken op een legertruck, dwars door de staking van de Engelse soldaten die de stad platleggen (ze ziet zelfs een paar losgebroken Japanse krijgsgevangenen rondlopen) rijdt ze als stralende bruid naar het stadhuis. Oom Nap zorgt nog een keer voor een leuk feestje, en de volgende dag stapt het kersverse echtpaar op hun huwelijksboot, het troepentransportschip Alcantara. Op 3 maart arriveren ze in Holland, in Den Haag, haar geboorteplaats. 

{1945:Rotterdam}

1947
Holland is fantastisch! Miep geniet van alles. Van haar lieve schoonouders die haar zo hartelijk welkom heten. Van haar lieve schoonzus die haar eigen zusters vervangt nu het zo lang duurt voordat die naar Nederland kunnen komen. Van Scheveningen, waar volgens Joop zo veel verwoest is, maar waar de zeewind waait. Ze bezoekt haar Hollandse familie en het graf van pappie in Den Haag. De nieuwe Maastunnel, dat wonder van vernuft. Zonder enige ophef werd de tunnel in de oorlog opengesteld, zodat het publiek 'm kon gebruiken, maar de Duitse bezetters er geen propagandaslaatje uit konden slaan. Nu komen er honderden toeristen af, waaronder Miep uit Indië. Ze geniet enorm van het rijden met de tram in Amsterdam, waar het publiek "gemoedelijker is dan in Den Haag" en waar altijd wel wat geinigs gebeurt. Ze smult van het fruit, aardbeien "zo groot als een pingpongbal", kersen, soms zelfs perziken en pruimen, onbetaalbaar eigenlijk, verwennerij van Joop. Nu Joop in de hoofdstad werkt, wonen ze bij een hospita op een etage in Amsterdam. Daar moesten ze wel toestemming voor aanvragen bij de 'vestigingsregulering', want door de enorme woningnood kom je Amsterdam alleen maar binnen met een baan. Ze is zelf ook weer gaan werken, want aan haar kleine huishoudentje heeft ze beslist geen bevredigende dagvulling. Ze heeft wel kookgelegenheid, maar nauwelijks potten en pannen laat staan een heel servies, dat is allemaal in Holland gewoon niet te koop, of op de bon. Gelukkig kreeg ze van de Distributiedienst de vergunning om het hoognodige aan te schaffen: 2 pannen, een braadpan, een emmer, wat pollepels, 3 stel borden, 2 schalen en twee kopjes met schoteltjes, allemaal peperduur, maar Joop verdient nu goed. Ze werkt zelf van 9 tot 4 ("met zaterdag den heelen dag vrij!) bij een grote papierwinkel voor €165,00. Ze hebben besloten voorgoed in Nederland te blijven.

 {1948:Batavia}

1948
Maar hoe heerlijk Holland ook is, Indonesië is toch haar thuis. Als Joop van zijn oude baas Hoppenstedt eindelijk een behoorlijke aanbieding krijgt, eentje met een passend salaris, en met toestemming om zijn vrouw mee te nemen, en met de nadrukkelijke toezegging dat zij niet in een kamp gehuisvest zullen worden, toen zijn ze gewoon terug gegaan, terug naar Indië, naar Djakarta deze keer. Ze wonen even buiten de hoofdstad, in een ruim huis met een grote tuin. Dat is helemaal heerlijk als in 1950 hun tweeling Hans en Peter geboren wordt. Ook na de souvereiniteitsoverdracht blijven ze graag. In Mieps ogen zijn het niet de mensen, maar hun armoede die het leven in Indonesië gevaarlijk maakt. Berovingen zijn aan de orde van de dag, en de 'kwestie nieuw Guinea' maakt Belanda's daaar graag het doelwit van. Een keer kreeg Joop een lekke band, hij heeft hem aan flarden gereden voor hij ergens durfde te stoppen; het is niet veilig voor een 'Hollander' om zo maar uit te stappen en de band te verwisselen. Ach ze zijn er aan gewend. Maar op verlof in Nederland voelt Miep pas goed hoe slopend dat leven is.

{1957:Sheltontown, North Carolina, USA}

1955 
In Holland krijgen ze te horen dat ze geen re-entry permit van Indonesië krijgen. Geen huis, geen baan, geen inkomen, wat nu? Dooremigreren, zoals broer Jan? Die zit in Royal Oak, Michigan met z'n gezin, is dat niet iets? Ze hebben wel een sponsor nodig, en die vinden ze in de Church of the Brethen, terwijl ze zelf Nederduyts Hervormd zijn! Kerstmis 1957 komen ze aan in Sheltontown, North Carolina, USA. Ze treffen er een compleet gemeubileerde vierkamer-woning aan, met een rijkgevulde koelkast en een doos vol speelgoed voor de kinderen. Wat voelt dat heerlijk welkom! Ze nemen al 't werk aan dat maar aangeboden wordt, de taal is natuurlijk geen probleem. Miep is invalkracht op de school van de kinderen en Joop werkt als sjouwer in een granietmijn, want "door dat jappenkamp is hij wel wat gewend". Al binnen een paar maanden vindt hij werk in zijn eigen branche en wordt hij vertegenwoordiger voor een farmaceutisch bedrijf. Miep en Joop heten nu Christina en Joe en ze hebben het goed. Een eigen inkomen, een veilige omgeving en een toekomst om naar uit te kijken; de States zijn werkelijk een land met onbegrensde mogelijkheden. Zo voelt dat na 15 jaar oorlog: "embarked on a new life".

1919